Je bent Nederlander. Of niet...
Er was een tijd dat buitenlandse ingezetenen van Nederland een verblijfsvergunning hadden. Die verblijfsvergunning verschafte je het recht om als buitenlander te stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen, maar niet bij de landelijke. Verder was je gewoon een Nederlander – soort van. Je kon werken, huizen kopen, belasting betalen, je kinderen naar school sturen, naar de sportschool gaan. Kortom: doodnormaal leven.
Het nadeel van die verblijfsvergunning was dat je 'm telkens moest verlengen. Om de vijf of tien jaar moest je een nummertje trekken (er was nog geen internet, maar échte mensen deden het werk, aan een heuse balie) en een gesprek voeren en waarschijnlijk een paar gulden betalen om vervolgens niet het land uitgezet te worden. Omslachtig gedoe maar hey, het werkte.
Wat minder goed werkte was dat je met sommige nationaliteiten, laten we voor de verandering eens Turkse dwarsstraat als nationaliteit nemen, steeds maar een visum moest aanvragen als je voet over de Nederlandse grens zette. In een VW-busje dwars door Europa naar Turkije reizen ging niet echt heel lekker (all inclusive en Corendon bestonden ook nog niet – wat een tijden hebben we overleefd!). Dat dat wel erg lastig is, zagen de socialisten, democraten, de christenen en zelfs de communisten van onze overheid in en dus kon je na zoveel jaar in Nederland gewoond te hebben, een Nederlandse nationaliteit aanvragen.
Niets geen toetsen.
Geen taalvaardigheden.
Geen werk- of inkomen.
En zeker niet de eis dat je afstand moest doen van je Turkse nationaliteit. Nou ja die eis was er wel maar iedereen kreeg dispensatie. Uiteraard uit naam van de koningin. Misschien dat daarom al die buitenlanders zo koningshuisgezind zijn.