achtergrond

Geenstijl

Ebru Umar: En dan nu DENK

Ebru over het tumultueuze Identiteitsdebat en de zaalhoolies van Farid Azarkan

Afgelopen maandag had ik tijdens het Identiteitsdebat in Rotterdam mijn allereerste close encounter met aanhangers van DENK. Noem me naïef, noem me übernaïef, maar ik had gedacht dat ook deze mensen, wonend, levend en opgeleid in Nederland, toch iets van de Nederlandse fatsoensnormen hadden meegekregen. Zeker in een setting die niet bedoeld was om te rellen: de mooiste zaal van Rotterdam in het Wereldmuseum. Er was geen politieke rel die uitgevochten diende te worden, er was geen politie of ME op de been – waarom ook? Er was immers alleen de intentie tot een debat. Over identiteit. In Rotterdam. 

Dat dat op voorhand bemoeilijkt werd omdat twee van de beoogde vrouwelijke panelleden bedreigd werden en wegens  familie-omstandigheden afzegden (zelf bedreigd worden is één ding, als je familie erbij wordt  gehaald, brengt dat extra verantwoordelijk met zich mee), had natuurlijk een voorbode moeten zijn. Alle respect voor het wegblijven van de vrouwen, maar dat ik maandag zou overleven had ik weinig twijfel over. Dat het tuig dat zich DENK aanhang noemt ook nog een andere manier van bedreigen heeft, was ik  vergeten. Op de eerste twee rijen had de fanclub van Farid Azarkan zich verzameld. Tot zover niets nieuws. Ware het niet dat deze lieden een missie hadden, anders dan een debat bijwonen. Hun held toejuichen, hun vijanden uitjoelen en waar mogelijk de avond ontregelen. Niet met fysiek maar verbaal geweld.

Het ergste van de voorgaande zin is de wetenschap dat de DENK aanhang nu keihard juicht. Mission accomplished. De haat in de ogen, de minachting van de jongens en meisjes en de relbereidheid van de achterban, is schrikbarend. Ja, ik minacht alles wat een hoofddoek draagt maar dat neemt niet weg dat als ik in functie ben, ik het fatsoen heb om die grietjes als volwaardig mens te behandelen. Zelfs Farid Azarkan, onderdeel van een politieke partij die geen doel heeft anders dan Nederland te ontwrichten, tweespalt te zaaien onder de bevolking en jongeren op te hitsen met termen als discriminatie, wil ik nog een hand geven. Maar waarom eigenlijk?

De jongens en meisjes van de DENK Fanclub zoeken een recht dat ze niet kwijt zijn. Ze worden in Nederland behandeld als volwaardige burgers. Ze wonen niet in Turkije, waar mensen met een afwijkende mening  zonder proces worden vastgezet. Waar mensen met een andere etniciteit vervolgd  worden als terrorist. Waar mensen met een andere seksuele voorkeur worden mishandeld omdat ze anders zijn. Waar mensen omdat ze vrouw zijn, geacht worden minderwaardig te zijn. Waar Turkije staat, had elke willekeurige islamitische staat kunnen staan. 

De jongens en meisjes van de DENK Fanclub wonen in het vrije Nederland waar iedereen gelijk is en gelijk wordt behandeld. En toch worden ze gedreven door haat, gebrainwashed met haat door de zalvende woorden van Azarkan en de zijnen. De hoofddoek in het publiek was satanisch vrolijk – vol trots  toonde ze zichzelf aan me, probeerde ze me te intimideren en uit te dagen. Alsof ze dacht dat ik elk moment dat kopvod van d’r hoofd zou trekken. Quod non. Het enige wat ik dacht was: ‘Wat leven we toch in een mooi land dat zo’n grietje me  openlijk kan haten en haar minachting voor me kan tonen. En wat een armoe dat ze niet inziet dat niemand in deze zaal haar voor minderwaardig aanziet omdat ze  die lap stof op d’r hoofd heeft. Hoe kan het dat ze de vrijheid niet voelt  die dit land wat zij haat en waar ze op afgeeft – anders ben je geen DENK  fangirl – haar biedt. Wat bijzonder dat ze denkt dat ik onder de indruk ben van haar valse blik en satanisch genoegen om de orde te verstoren, samen met haar DENK vriendjes.’

En de orde verstoren deden ze. 

Ongepast klappen juichen joelen en fluiten.

We hadden er geen antwoord op.

Ik had er geen antwoord op – vooral niet op dat fluiten. De haat in de zaal was niet zozeer gericht op het debat of het onderwerp (identiteit) maar ook gericht op de man. Vrouw in mijn geval. Ik was er niet van onder de indruk. Haat me wat je wilt. In mijn hoofd klinken dan altijd de bemoedigende woorden die Thierry Baudet me tijdens mijn landarrest elke avond door de telefoon toesprak: het is ook óns Nederland Ebru.

Het is zéker ook ons Nederland. De landverraders, de NSB’ers zijn anno 2018 niet te herkennen aan hun huidskleur of afkomst, hell, ze zijn zelfs niet aan hun etniciteit of ras te herkennen. Nee, het is een stuk makkelijker. De landverraders zijn degenen lid zijn van DENK, lid zijn van NIDA en zij die zich openlijk associëren met deze islamitische partijen. Ik hou van Rotterdam. Ik hou van Rotterdammers. En OMG wat hou ik van de Rotterdamse Groenlinks, PvdA en SP, die alle schaamte voorbij zijn en openlijk toegeven de islamisering van Rotterdam en dús Nederland prima te vinden. Wat hou ik ervan dat zij zich hebben uitgesproken voor een islamitisch front met NIDA. Landverraders zitten niet in kelders. Landverraders doen dat open en bloot. Zodat de rest van ons geen enkele twijfel heeft waar we voor moeten kiezen, waar we op moeten stemmen om in ieder geval Rotterdam leefbaar te houden.

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.