achtergrond

Geenstijl

Kamer stelt 38 vragen aan Grapperhaus over onderste steen Dick Schoof en MH17-onderzoek

Er moet nog steeds een door Sjoerd Sjoerdsma aangevraagd Kamerdebat worden gepland over de bemoeienis van Dick Schoof met het onderzoek naar de crisisbeheersingsorganisatie na MH17.

En laten we hopen dat Grapperhaus niet wegkomt met de wc-eend conclusie "de onderzoeker zegt dat het onafhankelijk was, dus was het onafhankelijk" zoals de vorige keer. Tot die tijd zijn wij vooral benieuwd naar de antwoorden op deze 38 vragen.  

1. Hoeveel communicatiemedewerkers heeft het ministerie van Justitie en Veiligheid op dit moment? Is er sprake van een toename de laatste jaren? Kunt u een overzicht geven van het aantal communicatiemedewerkers op het ministerie van Justitie en Veiligheid in de afgelopen tien jaar?

2. In hoeverre is invloed bij onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek toegestaan? Moet de communicatie vanuit ministeries niet altijd transparant, navolgbaar en controleerbaar zijn?

3. Is er op 4 december 2015 sprake van oneigenlijke beïnvloeding zoals dit genoemd wordt in het rapport van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) WODC II op pagina 132 waarin wordt gesteld dat in de uitvoeringsfase de keuze van de wijze van verslaglegging niet bepaald moet worden door buiten-wetenschappelijke belangen, voorkeuren of argumenten?

4. Wie belde er en op wiens initiatief was dit, toen er op 2 december 2015 een telefonisch overleg is geweest tussen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en het WODC over de voortgang van de evaluatie? Wat is er toen besproken?

5. Is door de NCTV aangedrongen op uitstel van de publicatie?

6. Maakt het verschil voor (oneigenlijke) beïnvloeding of de becommentariëring wordt gedaan door een medewerker van de NCTV zittend in de begeleidingscommissie of dat dit wordt gedaan door iemand van de NCTV buiten de begeleidingscommissie?

7. Werd de heer Schoof gedurende het onderzoek inhoudelijk op de hoogte gehouden door de NCTV-medewerker in het begeleidingsteam?

8. Heeft de heer Schoof voorafgaand aan het gesprek tussen het WODC en de NCTV op 2 december 2015 over de voortgang van de evaluatie, een instructie meegegeven aan de NCTV-ambtenaar die dat gesprek voerde? Zo ja, welke?

9. Wilt u de Kamer de versie van hoofdstuk 10 van 23 november 2015, van 30 november 2015 van 6 en van 10 december 2015 overhandigen, inclusief de opmerkingen namens de NCTV toesturen? Zo nee, waarom niet?

10. Wat is de reden dat het ministerie van Algemene Zaken de onderzoekers geen inzicht wilde geven in de notulen van de ministerraad?

11. Op wiens verzoek is vervolgens nog tweemaal contact geweest over de vraag of de onderzoekers toegang konden krijgen tot de notulen van de ministerraad en wat was de reden dat het ministerie van Algemene Zaken niet van standpunt wijzigde?

12. Wat was de aanleiding voor de heer Schoof op 12 mei 2015 zijn betrokken medewerkers aan te geven dat de operationele inzet onderdeel zou moeten uitmaken van de evaluatie?

13. Waarom stond de heer Schoof erop, dat de operationele inzet onderdeel zou moeten uitmaken van de evaluatie? Hoe kon de heer Schoof weten dat dit punt nog onvoldoende werd meegenomen? Hoe is dit standpunt overgebracht op het WODC?

14. Wat was de reactie van de heer Schoof op het afwijzen van zijn verzoek door het WODC de operationele inzet mee te nemen in het onderzoek?

15. Waarom dacht de heer Schoof dat lopende het onderzoek de reikwijdte kon worden aangepast?

16. Hoe verhoudt de poging van de heer Schoof lopende het onderzoek de reikwijdte aan te passen zich tot de destijds geldende regelgeving en in het bijzonder de Wegwijzer EWB 2013, waarin wordt gesteld dat dit enkel voorbehouden is aan leden van de begeleidingscommissie waar de heer Schoof geen onderdeel van uitmaakte? Heeft de heer Schoof zich oneigenlijk heeft opgesteld gezien de in EWB bepaalde rolverdeling en procedures van een dergelijk onderzoek? Zo nee, waarom niet?

17. Wat was de aanleiding voor de heer Schoof op 14 december 2015 de directeur van het WODC te spreken over inhoudelijke punten waarvan de heer Schoof vond dat ze onjuist in het rapport staan? Op welke inhoudelijke punten was de heer Schoof van mening dat ze onjuist in het rapport stonden?

18. Was de heer Schoof erop uit deze punten alsnog gewijzigd te krijgen in het rapport? Zo nee, wat was dan het doel van dit gesprek tussen de heer Schoof en de directeur van het WODC?

19. Heeft de minister voor Rechtsbescherming gesteld dat de heer Schoof op onderdelen beter meer afstand had kunnen houden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wat was de aanleiding dat de minister voor Rechtsbescherming dit zo stelde?

20. Hoe verhoudt de opstelling van de heer Schoof voorafgaand, tijdens en na afloop van de evaluatie ten aanzien van de onafhankelijkheid van het onderzoek zich tot zijn rol hierin?

21. Was het commentaar dat de NCTV-medewerker op 27 november 2015 leverde op hoofdstuk 10, vooraf gedeeld met de heer Schoof dan wel op instructie van de heer Schoof geleverd?

22. Zijn de concepten van hoofdstuk 10 met het ministerie van Algemene Zaken gedeeld voorafgaand aan het definitief maken van de evaluatie? Zo ja, op welke momenten en welk commentaar is er vanuit het ministerie van Algemene Zaken geleverd? Op basis van welke geldende regelgeving in de EWB is dit gedeeld met het ministerie van Algemene Zaken?

23. Is het conceptrapport van 22 oktober 2015 gedeeld met de functionaris van de NCTV? Zo ja, heeft hij hier commentaar op gegeven? Zo ja, welk commentaar?

24. Wat was de reden dat de heer Schoof op 5 november 2015 aangaf dat de evaluatie openbaar zou worden gemaakt op het moment dat het OVV-rapport behandeld zou worden in de Tweede Kamer? Op welke wijze heeft hij deze wens overgebracht?

25. Zijn op enig moment conceptversies van het onderzoek of hoofdstukken daarvan, van 22 oktober 2015, 23 november 2015, van 2 en 6 december 2015, gedeeld met de functionaris van de NCTV? Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de EWB waarin wordt gesteld dat alle stukken in het kader van een begeleidingscommissie aan de leden persoonlijk gericht zijn en er geen sprake kan zijn van bespreking van stukken of rapportages met derden of binnen organisaties?

26. Op grond van welke beleidsregels werd het definitief eindrapport al eerder, op 10 december 2015, gedeeld met de heer Schoof? Wat is de reden dat dit eerder met de heer Schoof is gedeeld? Hoe verhoudt zich dit tot de vertrouwelijkheid van de stukken zoals vastgelegd in de EWB?

27. Wat was de reden dat de heer Schoof het definitief eindrapport op 10 december 2015 negatief ontving? Op welke wijze heeft hij dit kenbaar gemaakt dan wel aan het WODC, dan wel aan de onderzoekers?

28. In welke mate heeft de NCTV, lid van de begeleidingscommissie, in de periode 6 februari 2015 tot en met 10 december 2015 zijn of haar inhoudelijke reacties met betrekking tot het door de TU Twente verrichte onderzoek inhoudelijk afgestemd met de functionaris NCTV? Heeft het lid van de begeleidingscommissie autonoom gefunctioneerd vanuit de NCTV of is in meerdere of mindere mate tussentijds afstemming geweest met het hoofd van de NCTV? Kan in de beantwoording van deze vraag ook betrokken worden de gebeurtenis op 12 mei 2015, namelijk dat de functionaris NCTV aan zijn medewerkers aangeeft dat de operationele inzet niet te scheiden is van de evaluatie; een mededeling die doet vermoeden dat het hoofd van de NCTV tussentijds (nauw) betrokken en geïnformeerd is geweest?

29. Heeft hoofdstuk 10, dan wel een conceptversie daarvan, deel uitgemaakt van de op 2 oktober 2015 opgeleverde conceptversie 0?

30. Heeft hoofdstuk 10, dan wel een conceptversie daarvan, deel uitgemaakt van de op 22 oktober 2015 opgeleverde conceptversie 1?

31. In hoeverre is het commentaar op het conceptrapport,versie van 22 oktober 2015, van het NCTV-lid van de begeleidingscommissie, ingediend op 30 oktober 2015, tot stand gekomen na voorafgaand overleg met het hoofd van de NCTV?

32. Is de op 23 november 2015 opgeleverde conceptversie 2 van het onderzoeksrapport de eerste versie geweest waarin een hoofdstuk 10 (conclusiehoofdstuk) was opgenomen?

33. In hoeverre is het op 27 november 2015 ingediende commentaar van de NCTV, zijnde lid van de begeleidingscommissie, tot stand gekomen na overleg met het hoofd van dienst van de NCTV?

34. Bent u bereid de originele tekst van hoofdstuk 10 van de conceptversie 2 van het onderzoeksrapport d.d. 23 november 2015 aan de Kamer ter beschikking te stellen?

35. Waarom is er niet voor gekozen duidelijk de norm te bevestigen dat onafhankelijk onderzoek niet beïnvloed moet worden?

36. Op grond waarvan heeft het ministerie van Algemene Zaken op 1 oktober 2015 besloten dat de onderzoekers geen toegang krijgen tot de notulen van de ministerraad? Welke wet- en regelgeving zou worden overtreden als buitenstaanders wel toegang zouden krijgen tot notulen van de ministerraad?

37. Op welke wijze is het conceptrapport gewijzigd naar aanleiding van de mededeling op 27 november 2015 dat de toonzetting te zwaar en te negatief is? Is met die wijziging tegemoet gekomen aan deze mededeling?

38. Is het eindrapport wezenlijk geheel niet of slechts beperkt gewijzigd nadat het WODC vanuit de NCTV op 10 december 2015 bericht heeft ontvangen dat het rapport door de functionaris van de NCTV negatief is ontvangen?

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.