achtergrond

Geenstijl

Annus horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (27)

Ome Tuur in het Stamcafé: "Niks lekkerder dan apezat en knetterstoned met een paar moddervette hoeren in de verstikkende zweetlucht van een Afrikaanse boîte de nuit helemaal uit de bol te gaan"

Donderdag 6 juli

Amai! Nondeju! Vijf Brusselse jongeren hebben op Malta een 17-jarige Franse toeriste acht uur lang verkracht en haar vriend helemaal verrot geschopt. Een van de daders gebruikte ook nog eens de gejatte iPhone van de gemolesteerde jongen om met diens account een *Louis Vuitton-*tas ter waarde van 2.000 te bestellen, met als leveradres zijn eigen woonplaats in Brussel. Er kwam uiteindelijk een einde aan de nachtmerrie omdat de ‘jongeren’ hun vliegtuig naar België niet wilden missen. Het koppel deed aangifte, en de Maltese politie kwam maar net op tijd om de Brusselse kansenparels op de luchthaven te onderscheppen.

Mijn eerste gedachte was: als het maar geen Marokkaanse mohammedanen zijn, want dat straalt slecht af op het toch al zo geplaagde Molenbeek. Maar welke Marokkaan gaat in godsnaam op vakantie naar Malta? Dat is echt een boomerbestemming voor ouwe lullen zoals ik. 

Na een paar minuten googelen vond ik de namen van de verkrachtende kopschoppers: Masuekama Kabangu Dany, Kamangu Lema Lelo Arnaud en Muogo Mukengerwa N’Domba Amani. De namen van de andere twee gangbangers werden niet vrijgegeven omdat ze minderjarig zijn. Een van die twee speelt in het Onder de 18-voetbalteam van Belgikistan. Ballen kan hij zeker, die fijne Rode Duivel. De vader van de knul maakte zich niet druk om de slachtoffers, maar om de interlandcarrière van zijn zoon: hij vreest met grote vreze voor de loopbaan van onze lieveling.

In Brussel hadden deze varkens een foeigesprek gehad, moesten ze een dagje schoffelen en waren er vanwege die zware straf jongerenrellen uitgebroken, maar Malta is in veel opzichten Noord-Afrika. Daar heersen andere mores. De gengbengels hebben geheel in de geest van de jeugd van tegenwoordig de verkrachtingsmarathon van 8 uur gefilmd, en daar zal de rechter wel blij mee zijn. 

Ik ben eens wat gaan grasduinen in Malteser krantjes en zo las ik dat je makkelijk 8 jaar bajes kan krijgen voor een verkrachting. Opgeruimd staat netjes.

Overigens kan ik het prima vinden met Congolezen. De sapeurs zijn geweldige, coole gasten. Toen ik nog in Brussel woonde kwam ik graag in Matonge, de Congolese zone van de stad. De naam komt van een wijk in Kinshasa, een stad die u wellicht kent van het epische gevecht tussen Muhammad Ali en George Foreman. En van het liedje In Zaire. Er zaten een paar geweldige Afrikaanse discotheken in Brussel en mijn favoriet, de Mambo, blijkt nog te bestaan. En Club 144 aan de Louizalaan bestaat ook nog. Niks lekkerder dan apezat en knetterstoned met een paar moddervette hoeren in de verstikkende zweetlucht van zo’n Afrikaanse boîte de nuit helemaal uit de bol te gaan op opzwepende zouk! We luisteren even naar ZoukeZouke van Empire Bakuba. En naar de onvergetelijke Papa Wemba! En hier nog een leuke plaat voor een dansfeestje. 

Malta dus. 

Een van mijn favoriete romans is Earthly Powers van Anthony Burgess. Het meesterwerk is geschreven in de ietwat oubollige stijl van Evelyn Waugh (Brideshead Revisited) en E.M. Forster (A Passage to India). Niet iedereen houdt daarvan maar ik wel want het kan me niet gay-posh genoeg zijn. 

De hoofdpersoon van Earthly Powers is de stokoude homofiele schrijver Kenneth Toomey die zijn laatste dagen op Malta slijt en steen en been klaagt over het verschrikkelijke eiland. Hier dan: *Earthly Powers is a 1980 historical fiction novel that is panoramic and sweeping in its scope. The book is in part parody and part historical fiction. It follows Kenneth Toomey and tells the story of his life throughout the 82 chapters of the novel. His life reflects the 20th century through its moral and social themes. The main character starts the novel describing how he, a gay, retired writer, was asked by the Archbishop of Malta to help with the canonization of several figures. The novel was nominated for a Booker Prize in 1980 but was later named one of the most important British books of the previous 25 years. *

De openingszin zorgde destijds voor veel ophef: It was the afternoon of my eighty-first birthday, and I was in bed with my catamite when Ali announced that the archbishop had come to see me." Een catamite is het favoriete speelgoed van meester Cindy Smeets. Burroughs, die zeer gefrustreerd was omdat hij nooit tot het pantheon van de Britse bellettrie werd gerekend, emigreerde al in 1968 naar Malta, waar hij voortdurend in de clinch lag met de autoriteiten. Het miskend talent werd vooral bekend door A Clockwork Orange.  

Genoeg literatuuronderricht: de hoogste tijd voor jolijt. Ik kan dus in de regel goed opschieten met Afrikanen. Tijdens mijn studiejaar (1987/1988) aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, ging ik hoofdzakelijk om met studenten uit Ghana en Nigeria. Supercoole gasten uit de bovenlaag van hun thuislanden, die al vroeg in de ochtend aan het bier gingen, midden op een van de grasvelden op de campus, tot afgrijzen van de witmensen. Keihard Osibisa en Fela Kuti draaien op de masterblaster soundsystem

Ik, de witte neger, zoop uiteraard vrolijk mee, en aan het einde van de middag gingen we altijd poolbiljarten in de stad, wederom met veel bier. 

Als journalist kwam ik veel in Afrika. Bijvoorbeeld in het wonderschone Zimbabwe, waar ik genoot van de high tea op Stanley’s Terrace van het Victoria Falls Hotel. De bonvivanten onder u weten dan genoeg. De laatste keer dat ik Vic Falls bezocht, was 1 Amerikaanse dollar maar liefst 35.000.000.000.000.000 Zimbabwaanse dollars waard. Die werden niet eens meer geteld maar gewogen, iets wat ik alleen maar in Afghanistan en Irak heb meegemaakt. Voor een volgestapelde weegschaal flappen vol weerzinwekkende Zimbabwaanse bacteriën kon ik mijzelf precies op één glaasje Amarula Cream fêteren. Wat zou er van dit deel van Afrika terechtgekomen zijn als dr. David Livingstone het niet ontdekt had, mijmerde ik daar - onderwijl knabbelend op een scone en voetje wrijvend met de vriendin van die dag - op het terras in Vic Falls. 

Ruim anderhalve eeuw geleden sprak de zendeling, geneesheer en ontdekkingsreiziger het wereldberoemde Engelse aardrijkskundige genootschap toe. Zijn verhandeling begon met de gevleugelde woorden: ‘Gentlemen, I beg to direct your attention to Africa, the dark continent.’ Het was een uitspraak die natuurlijk even klassiek zou worden als de uitdrukking ‘Dr. Livingstone, I presume?’, waarmee de journalist Henry Morton Stanley de zendeling begroette toen hij hem in Afrika had opgespoord omdat de verontruste wereld meende dat de beste man was verdwaald en in gevaar verkeerde in het onontdekte geheimzinnige Afrikaanse binnenland.

Ik bezocht eens in mijn hoedanigheid van royaltywatcher de mondiale voodoo-koning in Ouidah, in het knusse West-Afrikaanse bananenrepubliekje Benin. Ik had die dag een enorme kater en waggelde over het kroondomein, dat volstond met piepkleine negerhutjes - waar zelfs nog geen smurf, laat staan Sander Schimmelpenninck alias Kabouter Clickbait - in paste. Voor de ingangetjes van die hutjes wapperden gordijntjes en ik was benieuwd wie er in die Piggelmee-huisjes woonde. Op het moment dat ik dat deed, begon het personeel van de koning (zwarte slaven, beter gezegd) met de ogen te draaien, bloedstollende kreten te slaken en hysterisch door de modder te rollen. Die Kabouter Plop-huisjes bleken fetisjen of totems te zijn en nu had ik de toorn van de diverse afgoden in gans Afrika opgewekt. Vervolgens struikelde ik over een accu waarop kaarsen stonden, bedoeld om verkeersongelukken te voorkomen. Verder was er nog een slangenkuil maar die heb je in Artis ook. We kijken even naar de gruwelijke beelden

Ik had voor de voodoo-koning twee flessen whisky en een pak suiker meegenomen, want dat vond hij nou eenmaal lekker. Vervolgens moest ik maar liefst twee uur antichambreren en bladerde door het gastenboek waar warempel de namen in stonden van Winston Bogarde, Anouk en Edgar Davids, en toen mocht ik eindelijk op audiëntie. Voor mij zat een belachelijk dik mannetje in een wit pak. Hij had een wandelstok met als kop een cobra met gloeiende groene ogen en hij droeg een bolhoed. Ik heb hem een paar minuten aangestaard en het werd tijd voor een herstelbiertje in de uitmuntende horeca van Ouidah. In het gastenboek schreef ik: deze man is een fopkoning, een oplichter en een piskijker. Dit is een zaak voor Radar! Geef hem geen whisky en suiker.I put a spell on you

De echte reden van mijn bezoek aan Benin was de (gesloten) ambassade van de Republik Maluku Selatan in Cotonou, de enige die de RMS ooit heeft gehad. Tijdens de treinkaping van 1977 was er sprake van geweest dat de kapers met gijzelaars en gedetineerde Molukkers naar die marxistische bananenrepubliek, die toen nog Dahomey heette, zouden vliegen. Een paar van de Molukse militanten hadden eerder samen met PLO-terroristen militaire trainingen gehad in het Afrikaanse landje, ingeklemd tussen Togo en Nigeria. 

Mijn theorie was dat er onder hoogspanning een koehandel tussen Nederland en Dahomey had plaatsgevonden: Den Haag beloofde het marxistische staatje een koffer met bankbiljetten onder het mom van ontwikkelingssamenwerking als het land het vliegtuig met de kapers zou weigeren, maar minister Dries van Agt (die pas op hoge leeftijd revolutionair werd) had de voorkeur voor een gewelddadige oplossing. Dahomey weigerde de kapers en Nederland werd - met weldoener Jan ‘hik’ Pronk voorop - de suikeroom van Benin. Los van de standaardcursus ‘Zelf Een Waterput Graven’ kregen alle bewoners van elke kampong in Benin een Hollandse haan, in het kader van de zelfredzaamheid. Pronk dacht: haan + kippen = eieren = zelfvoorziening. 

Binnen een week waren alle hanen morsdood vanwege de immens populaire hanengevechten. ‘s Lands wijs, ‘s lands eer. 

De RMS-ambassade in Cotonou was al jaren gesloten toen ik die bezocht. Na een week zeuren bij het Ministerie van Paranoia mocht ik zowaar vijf minuten naar binnen. Foto’s maken was strikt verboden. Aan de muur hing de pombo, de witte duif die het symbool is van de RMS, en er lagen wat dossiers die ik dolgraag achterover gedrukt had, ware het niet dat ik een zwarte mijnheer van tweehonderd kilo in mijn nek had, die daarna tien halve liters bier op mijn kosten dronk en voor wiens hoerenbezoek ik ook nog eens moest lappen. 

Daar stond ik dan, in de bakermat van bepruikte hoeren en blanke welzijnswerkers die allereerst goed voor zichzelf zorgden. Geen scoop, en een half jaar research naar de gallemiezen. Ik heb voor dat mislukte verhaal iedere relevantie Molukker in Nederland geïnterviewd en dat was godzijdank een geweldige blast from the past

Mijn verschrikkelijke jeugd in Ede werd namelijk gered door de Ambonezen. Op muren kalkte ik tijdens de kaping RMS en Mena Muria, de wapenspreuk van de Republik Maluku Selatan. Wat dat inhield boeide niet, want het ging me om de prachtige Molukse meisjes. Om hun aandacht te trekken hield ik me aan de Molukse dresscode van suède jasjes met slierten, soulbroeken met bespottelijk wijde pijpen, cowboylaarzen met klikkers en verzorgd lang haar. Schelden deed ik in het Maleis met een tempoe doeloe-accent. Punk zou helaas een einde aan dit alles maken, want met groen haar en een veiligheidsspeld door mijn neus hoefde ik niet meer aan te kloppen bij de Molukse meisjes. Voor jullie een fijn mopje Massada.

Twiet van de dag:

Vrijdag 7 juli

De hitte is onverdragelijk, terwijl ik toch wel wat gewend ben na mijn tropenjaren in Paraguay. Ik sta om vijf uur op, ga dan met de honden wandelen door de zoutpannen en over het strand, vervolgens een half uur zwemmen in de Atlantische Oceaan en daarna verschans ik mij achter mijn bureau, tussen twee loeiende ventilatoren. Ik heb een nieuwe fan gekocht bij de FNAC in Faro: de Rowenta Turbo Silence Extreme. Dat klinkt als een heftige vibrator maar het is dus gewoon een ventilator. Wat een topper! Nou moet ik daar eerlijk bij zeggen dat het mij drie uur heeft gekost om het monster te monteren. Ik word altijd helemaal gek als ik iets uit een doos moet halen en in elkaar moet zetten. De doktoren stonden voor een raadsel en raadden mij altijd aan eerst in een papieren zak te blazen alvorens ik een gebruiksaanwijzing las van een huishoudelijk voorwerp of iets in die geest. Na de lunch thuis doe ik tot een uur of vijf niets meer qua tikken. Na vijven moeten de honden weer schijten en is het tijd voor de thalassotherapie van Tita. Daarover later meer. De dag eindigt in feeststemming: Rutte IV is dood. Ik maak een rondedansje met de honden en om weer bij zinnen te komen kijk ik naar de fascinerende documentaire Voyeur. 

Effe Moviemeteren

De journalist Gay Talese onderzoekt een van de meest controversiële verhalen uit zijn carrière: een moteleigenaar die jarenlang gasten heeft bespioneerd. Op 7 januari 1980 ontvangt Gay Talese een anonieme brief van een man uit Colorado. De man - vader van twee kinderen - vertelt dat hij vijftien jaar eerder een motel heeft gekocht, met als enige reden zijn voyeuristische verlangen te stillen. Samen met zijn vrouw installeerde hij boven elke kamer een rooster, van waar hij al die jaren zijn gasten bespioneerde. Begin 2013 vindt Foos het tijd om met zijn verhaal naar buiten te treden. Op 11 april 2016 verschijnt de longread The Voyeur's Motel in The New Yorker; een storm van controverse volgt. Waarom heeft Talese Gerald Foos al die jaren zijn gang laten gaan? En vooral: waarom is Talese nooit naar de politie gestapt?

Gay Talese valt in de docu enorm van zijn voetstuk en ontpopt zich als een pedante, strontvervelende fat en poseur. Overigens is het Gay geen nomen est omen, want Gay komt van Gaetano en dat is een roomse heilige. Ooit was Talese mijn lichtend voorbeeld, samen met Tom Wolfe, Truman Capote, Hunter S. Thompson, Joan Didion, Terry Southern, Norman Mailer en Robert Christgau. 

New Journalism, Gonzo: you name it. Ik ben erg bescheiden en heb mijzelf nooit de exponent van deze journalistieke stromingen genoemd. Olaf Koens deed dat wel! Toen hij werd uitgeroepen tot Journalist van het Jaar, schreef hij een essayette voor Villamedia. Dat werd zo ingeleid, met een fraaie illustratie: 

Olaf Koens’ motivatie voor de journalistiek ligt in de literatuur. In gedachten zit hij met zijn vijf literaire helden, Pieter Waterdrinker, Hunter S. Thompson, Ernest Hemingway, Arthur van Amerongen en Vasili Grossman, in een Russisch café. Hij overdenkt hun ontmoetingen en de waardevolle lessen die zij hem leerden.

Kom er maar in, kompaan Koens! 

We schrijven een koude winternacht in Moskou. Aan een ronde tafel in café Jean Jacques zitten zes mannen: Pieter, Hunter, Ernest, Arthur, Vasili en ik. Terwijl Pieter een fles champagne openmaakt sluipen Hunter en Arthur naar het toilet. De witte sneeuw wordt in Moskou niet alleen van straten en daken geveegd, het wordt ook in kleine zakjes in de toiletten verhandeld. Ernest kijkt naar de knappe serveerster, een Tataarse, en geeft haar in het Spaans een schunnig compliment. Ze verstaat het niet. Pieter kan er smakelijk om lachen. Alleen Vasili niet. ‘Laat het!’ roept hij wanneer Ernest de serveerster wil kussen. In Nederland is de enige echte Gonzo-schrijver Arthur van Amerongen. Ik heb me ooit laten vertellen dat hij zo graag journalist wilde worden dat-ie in de jaren ’90 zijn Rotterdamse drugsdealer overhaalde rechtstreeks naar Sarajevo te rijden in een Fiat Panda. We spreken af in Rio de Janeiro. Ik ben op vakantie. Van Amerongen staat erop me bij de Nederlandse vereniging af te halen. Waarom weet ik ook niet, waarschijnlijk omdat hij er met de clubkas vandoor zal gaan. Gelukkig duiken we snel een café in. ‘Als je cocaïne wilt kopen moet je dat bij een hoer doen’, zegt hij – bij wijze van kennismaking. In amper vierentwintig uur rolt Van Amerongen me langs groezelige cafés, oneindige dansfestijnen, dwars door de favela’s en langs de Copacabana. Wanneer ik om vijf uur ’s ochtends uitgeput in bed val staat hij een paar uur later weer naast mijn bed. ‘Kom, er gebeurt van alles!’ Wanneer ik mijn tanden poets heeft Van Amerongen alweer twee vrienden gemaakt. Marokkaans-Belgische kickboksers. ‘Al Qaida-jongens, dat zie je zo’, zegt hij. En hij kan het weten. Hij spreekt Arabisch, Hebreeuws, Spaans, Portugees en een soort universeel Bargoens. Hij schrijft helder. In zijn boeken, of het nu fictie is of journalistieke ondernemingen zijn, lees je door de regels heen een goudeerlijke wordingsroman. ‘Je moet overal mee breken’, leest Don Arturito de les: ‘Met je vrienden, met je familie. Je moet alles opschrijven. Alles. Zo hard of pijnlijk is het.’ Een afrekening – en vooral: met jezelf.

Enfin. En nog bedankt, Koens!

Zaterdag 8 juli

Ik sta algemeen bekend als een mensenmens maar ik ben toch vooral een hondenman. Tita is de laatste overlevende van mijn Paraguayaanse roedel. En we hebben natuurlijk de kleine Matcha nog, die uit het plaatselijke asiel komt en jaren aan de ketting heeft gelegen bij wrede zigeuners. Tita is inmiddels dik 14, ze heeft last van artrose en ze is doof. Maar haar eetlust is goed en ze schijt als een reiger. Vroeger was ze de snelste hond van de Algarve, maar nu hobbelt ze op haar gemakske achter papa aan. 

Ik kook vaak voor haar, de ene keer maagjes, niertjes, levertjes en hartjes van de kip, de andere keer koolvis, aangevuld met groenten en rijst. En ze krijgt duur droogvoer en duur blikvoer. En ik geef Anima Strath, een wondermiddel, en KimiMove, natuurlijke en peperdure pillen tegen artrose. En thalassotherapie. Ze houdt van een beetje zwemmen, maar niet overdreven veel. Ik ga dan met haar de zee in, tot ik op borsthoogte ben, hou haar stevig vast om haar middel en dan moet ze van mij watertrappelen met haar broze pootjes. Na een kwartier is het wel mooi geweest en is ze blij als ze weer vaste grond onder zich heeft. Ik doe het inmiddels twee weken en ik zie resultaat. Ik word daar verschrikkelijk blij van, als ik haar weer zie huppelen als een jonge hond. Ik hoop dat ze nog lang bij ons mag zijn, de schat.

Twiet van de dag:

Zondag 9 juli

Chilldagje

Twiet van de dag:

Maandag 10 juli

Mijn vriend Rutte stapt op. Ik zag mijzelf altijd als de spreekwoordelijke luis in de pels en dus de natuurlijke vijand van de macht en het gezag. Met lood in de schoenen begaf ik mij daarom naar het Heilige der Heiligen van het vermaledijde moederland: het Torentje in ‘s Gravenhage. Daar moest ik met Rob Hoogland het eerste exemplaar van ons Grote Foute Jongensboek overhandigen aan premier Rutte. 

Oom Rob voelt zich in zijn hoedanigheid als Mister Telegraaf bijzonder op zijn gemak tussen hoogwaardigheidsbekleders in een voor mij ondoordringbaar parallel universum: de bestuurskamer van Ajax, werkgeversorganisatie VNO-NCW, de Rotary, de Lions Club, de Koninklijke Haagsche Golf & Country Club te Wassenaar, de Orde van de Vrijmetselaren, de Bilderbergconferentie, Soestdijk, de Hilton Haringparty, Gladio, de TEFAF en last but not least de kerstborrel van Thomas Lepeltak, de enige echte Stan Huygens. 

Ik heb niet zoveel met protocol, maar ik vroeg toch maar even aan meneer Rutte hoe ik hem aan moest spreken. Ik vermoedde iets als ‘zijne excellentie’ maar dat fluisteren de koempels in Heerlen ook tegen Frenske Timmermans. De premier beukte mij joviaal tussen de schouderbladen en riep: “Voor jou ben ik gewoon Mark, Tuurtje!” 

Het eerste wat mij opviel in het Torentje, was een gunstige foto van Angela Merkel achter het bureau van Mark. Merkel noemt de werkplek van haar favoriete collega liefkozend het Türmchen. We hadden eigenlijk maar 10 minuten. Mark was hartstikke druk, want hij had de hele ochtend al met de PVV vergaderd over het lek bij Wilders. En hij bromde iets over Oekraïne, een opmerking waarvan Rob en ik vreselijk in de lach schoten. Maar het is net als met Las Vegas: wat in het Torentje gebeurt, blijft in het Torentje. 

Enfin, het werd een gezellig half uurtje en ik vond onze premier een belezen, erudiet en vrolijk mens. ‘s Anderendaags stond ik pontificaal met Mark en oom Rob in de Telegraaf. Als dit maar goed op mij afstraalt, hoorde ik mijzelf monkelen. En ja hoor: op internet werd ik uitgescholden voor rotte vis en was ik een kontenlikker van de macht. En dat terwijl ik ooit nog rookbommen smeet naar de Gouden Koets! 

Ik troostte mijzelf met de gedachte dat ik Mark toch een beetje op de kaart had gezet en dat zijn street credibility aanzienlijk was gestegen door zich met mij te afficheren. In Marks exemplaar van het Grote Foute Jongens Boek krabbelde ik: voor de geweldigste premier van het geweldigste naoorlogse kabinet van dit geweldigste land. 

Ik moest nog wat langer mee, vrienden van GeenStijl.

Twiet van de dag:

Dinsdag 11 juli

Waar is die feestje? Hier is die feestje

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.