achtergrond

Geenstijl

Europese Patriotten - Op zoek naar de Portugese ziel in bedevaartsoord Fátima

Aflevering 1 van onze nieuwe serie Europese Patriotten INCLUSIEF PODCAST

Ik woon nu elf jaar in de Algarve en snap nog steeds helemaal niets van de Portugezen, ondanks het feit dat ik talloze keren ging dineren bij een herenclub in Faro. De stokoude Zé, een begrip in de wijde omgeving, ontving in zijn vervallen paleisje in het hart van de stad zijn vriendenclub, de malta: notabelen, een voetbaltrainer, een advocaat, een oude journalist, een herenboer, een slager, een visser, et moi. Ik was al snel uitgenodigd door mijn toenmalige huisbaas Alvaro, want in Portugal geldt de mantra: amigo do meu amigo, meu amigo é.

Iedereen nam drank mee en geld voor de cataplana, de typisch Algarviaanse kookpot waarin alle mogelijke vissoorten gaan. Zé (descanse em paz) bereidde het godenmaal in zijn eentje. De gesprekken, rijkelijk geplengd met wijn, brandy, aguardente en medronho, gingen altijd over Sporting Lissabon en Benfica. Buiten Porto zelf en het noorden van het land, is niemand fan van Porto. Dat maakt een discussie over voetbal wel zo overzichtelijk, al blijft dat fanatieke geouwehoer over voetbal natuurlijk vreselijk, in welk land ter wereld dan ook.

En verder lieten de notabelen elkaar vieze filmpjes zien, op hun mobieltjes. Portugese humor ligt op het niveau van Mister Bean en Benny Hill: de bananenschil, de man in de jurk, grappen over schoonmoeders en ik denk dat ik met een scheetkussen hier ook hele zalen plat krijg. Ik heb de ziel van de Portugalidade helaas niet kunnen ontdekken tijdens deze feestmalen, hoogstens de ziel van Bacchus.

Een kleine anekdote tussendoor: de colleges Portugees van schrijver/vertaler August Willemsen aan de Universiteit van Amsterdam waren legendarisch. Om 9 uur ‘s ochtends kwam de goede man aanzeulen met flessen cachaça, limoenen, ijs en rietsuiker en werd de Braziliaanse ziel verklaard aan de hand van een spoedcursus caipirinhas stampen. Leuker kan men alcoholisme niet maken.

Portugalidade, ook wel lusitanidade genoemd, is wat mij betreft de kern en de ziel van het Portugese patriottisme. Lexicoloog dr. Vitor de Sousa schreef hierover: het eerste geregistreerde gebruik van het begrip dateert uit de tijd na de Tweede Wereldoorlog van de Novo Estado. Het ophemelen van Portugal als een wereldleider, zowel wat betreft de omvang van de gebieden die onder zijn controle staan als het aantal burgers dat Portugees als eerste taal spreekt, was een essentieel kenmerk van de propaganda van het regime. Het concept van een nationale identiteit met een sociale psychologie en cultuur die zich uitstrekte van de Minho tot Timor in het oosten (en ten opzichte van de onafhankelijke staat Brazilië in het westen) werd beschouwd als een wereldwijd verschijnsel. De dagen van het koninkrijk en de welvaart die het het vaderland en de kolonies bracht, zullen nooit vergeten worden.

Fátima, Fado en Futebol waren in de tijd van dictator Salazar de pijlers van de Portugalidade: Fátima voor het geloof, fado voor de saudade en futebol voor de glorie van het vaderland. Brood en spelen dus. Saudade in de woorden van Arie Pos: het magische, zogenaamd onvertaalbare begrip, gekoppeld aan het fado-fatalisme. Er zijn twee soorten fado: de studentikoze fado van Coimbra en de zelfkant-fado van Lissabon. De teneur: het gevoel van onvervuld verlangen waar ze de naam saudade voor hebben gereserveerd. Het kan het gemis van iets van vroeger betreffen, maar ook het onvervulbare verlangen naar iets in de toekomst. Fado is volks, heeft niets te maken met het verlies van de grandeur van grote Portugal. Fado komt ook niet voort uit Afrikaanse slavenliederen. Wel zijn er Moorse invloeden.

De fado wordt vooral gespeeld in Coimbra en Lissabon. Met de malta van Zé zag ik een paar voetbalwedstrijden van Portugal tijdens het EK, toen het land kampioen werd, en het gemopper over met name maricas Ronaldo was fanatieker dan de euforie over de winst tegen Frankrijk in de finale. Wat mij betreft zit de Portugese ziel vooral in de sacrale lunch, maar goed. In de queeste naar de Portugalidade resteert het katholieke geloof.

Portugal lijkt een met katholicisme doordesemd land maar in de praktijk merk ik er weinig van. De leden van de herenclub waren godloochenaars en vloekten als ketellappers. De kerken in de Algarve zijn vrijwel altijd leeg, op wat oude besjes na.

De meest katholieke stad van Portugal is Braga. Reisgidsen noemen Braga het Rome van Portugal, vanwege het enorme aantal kerken in de binnenstad en voegen daar aan toe: ‘bidden doe je in Braga, werken in Porto en feesten in Lissabon’. In Nederland kennen we de variant van Jules Deelder: In Rotterdam verdienen ze het, in Den Haag verdelen ze het en in Amsterdam smijten ze het over de balk. Voor Portugezen is Braga de stad van de 5 P’s. Padres, paneleiros, putas e a puta que os pariu: priesters, flikkers, hoeren en de hoer die hen baarde.

Hoeren zijn er bij mijn weten niet in Fátima, paneleiros des te meer. Met Rob Muntz en Arie Pos nam ik deze potkast op, met beeld en geluid, en als u een nog doorwrochtere uitleg wil over het wonder van Fátima, moet u gewoon verder lezen.

Mijn goede vriend, oud-collega bij de Groene Amsterdammer en vooraanstaand Lusitanoloog René Zwaap, is de grootste Fátima-kenner van Nederland. Op zijn kenmerkende luchtige wijze analyseert hij hier het Wonder van Fátima. Volgens de overlevering heeft het dorp Fátima zijn naam te danken aan een Moorse prinses die zich in de twaalfde eeuw tot het christendom bekeerde om in het huwelijk te kunnen treden met een Portugese edelman, en die daarom op last van haar getergde familie werd vermoord. De naam kan ook ergens anders vandaan komen: tijdens de Moorse overheersing van Portugal, die duurde van de achtste tot de dertiende eeuw, was de streek van Fátima regelmatig het toneel van mystieke verschijningen van Fátima, de door de sjiitische moslims aanbeden dochter van de profeet Mohammed. Zeker is dat in deze streek lang een Fátima-cultus heeft bestaan, precies zoals die onder Marokkaanse Berbers nog steeds wordt aangetroffen. Daarbij komt het wonder van Fátima goed van pas.

Zwaap: Het wonder van Fátima blijkt het beste instrument om het Portugese volk te ‘rekatholiseren’. In de zomer van 1936 trekt een half miljoen Portugezen op bedevaart naar Fátima. In een herderlijk schrijven meldt het episcopaat onder leiding van Salazars oude studievriend aartsbisschop Manuel Cerejeira: ‘Sedert O.L. Vrouwe van Fátima is verschenen aan de hemel te Fátima, daalde een bijzondere zegen neer over de Portugese natie. De vreselijke reeks van vervolgingen is beëindigd en een nieuw tijdperk van gewetensvrijheid en katholieke opbloei is aangebroken.’ In 1940 sluiten Salazar en de katholieke kerk een nieuw concordaat. De anti-clericale maatregelen van de oude republiek worden daarmee ongedaan gemaakt, zij het dat de officiële scheiding tussen Kerk en Staat tot teleurstelling van bisschop Cerejeira intact blijft. De vurige wens van de kerk om echtscheidingen weer te verbieden wordt niet gehonoreerd, wel wordt de kerk vrijgesteld van belastingen en krijgen de missionarissen in de Afrikaanse gebiedsdelen staatssteun bij hun ‘beschavingsmissie om de inheemsen te bekeren tot het katholieke geloof en het Portugalisme’.

In 1928 krijgt de Nederlandse architect Gerardus Samuel van Krieken de opdracht in Fátima een groot sanctuarium te bouwen op de plek waar Maria zou zijn verschenen. Daar stond al een kleine kapel, een replica van het in 1922 met buskruit opgeblazen originele gebedshuis, maar die maakte plaats voor een enorme basiliek in neo-barokke stijl, met daarvoor een plein dat groter is dan het Sint-Pietersplein in Rome. Fátima moest van Salazar het kloppende hart worden van de katholieke staatsgodsdienst. Op 12 mei 1929 trekt Salazar met een stoet ministers op bedevaart naar Fátima. Op 13 oktober 1930 gaat de Portugese kerk met de zegen van het Vaticaan over tot de officiële goedkeuring van de Mariaverschijningen in Fátima. Was de kerk eerst mordicus tegen de ‘heidense’ cultus van Fátima, nu ontfermen de priesters zich over het heiligdom, inclusief de gulle giften die tal van bedevaartgangers achterlaten. De toestroom van bedevaartgangers komt snel op gang: in 1923 worden er in Fátima 144.000 bezoekers gemeld, vijf jaar later zijn dat er al 588.000. Onder leiding van Salazars fanatieke propagandachef Antonio Ferro ontstaat er een door de staat georganiseerde cultus van persoonsverheerlijking rondom de figuur van Salazar als vader des vaderlands. Salazar is de man die Portugal zal herstellen in de grandeur uit de dagen van Vasco da Gama en Bartholomeus Diaz. Portugal, zo is de boodschap, is nog steeds een wereldmacht, met koloniën in Afrika (Angola, Mozambique, Guinee, São Tomé e Principe, de Kaapverdische eilanden) en Azië (Oost-Timor, plus Macau in China en Goa in India), en doet voor geen enkele andere Europese grootmacht onder.

Dit jaar zijn de pelgrimages naar het goddelijke gehucht rond 13 mei, 12 juni en 12 en 13 juli. Het is een vertrouwd beeld: langs de Portugese kronkelwegen wandelen duizenden pelgrims in knalgele fluorescerende hesjes naar Fátima om de diverse verschijningen van de Maagd in 1917 te herdenken. Twee wandelroutes vormen de officiële bedevaartgang naar Fátima: een noordelijke en een zuidelijke. De Caminho do Norte is tweehonderd kilometer lang en begint in Porto. Gelovigen die vanuit het zuiden komen, nemen de 126 kilometer tellende Caminho do Sul vanuit Lissabon. Tijdens de route ondersteunen honderden vrijwilligers de pelgrims op zogenaamde assistentie-posten. Het ziet er levensgevaarlijk uit, temeer omdat Portugese automobilisten zo ongeveer de gevaarlijkste en meeste krankzinnige van Europa zijn. Regelmatig las ik in de Correio da Manhã dat er bedevaartgangers waren doodgereden. Zo gezond is pelgrimeren onder Moeder Maria’s hoede dus ook weer niet.

Ik ben inmiddels drie keer in Fátima geweest. Misschien is het een merkwaardige passie voor een genetische papenvreter maar ik ben dol op roomse poppenkast.

Zo was ik in Lourdes, Santiago de Compostela en het Duitse Kevelaer, bezocht ik de Zwarte Madonna in het Poolse Częstochowa, kuste ik de Maagd van Caacupé in Paraguay en telde ik de krukken en de protheses bij het graf van de heilige Charbel in Libanon. Tijdens mijn langdurige verblijf in Jeruzalem, als student en als correspondent, leerde ik de heilige plekken kennen als mijn broekzak. Mijn voorkeur ging uit naar de diverse graven van de Heere Jezus en het graf van Maria in de Dormition-abdij. Allemaal boerenbedrog natuurlijk want moeder en zoon zijn ten hemel gevaren.

De een na laatste keer dat ik Fátima bezocht, reisde ik in het kader van mijn boek Saudades met het openbaar vervoer. Zingend stapte ik uit op station Chão de Maçãs-Fátima (ik vond die dubbele naam geenszins alarmerend toen ik mijn treinkaartje kocht) en verlangde naar een ijskoude douche in mijn pension, gevestigd in een voormalig jongensweeshuis op een boogscheut van het Sanctuarium. Het gehucht Chão de Maçãs lag er bij alsof de pest was uitgebroken. Even hoopte ik dat ik met mijn domme kop een station te vroeg was uitgestapt, maar de enige passant, een laveloos keuterboertje, prevelde dat dit hét treinstation van Fátima was. Portugese treinstations liggen vaak buiten de bebouwde kom maar nooit op een afstand van twintig kilometer van het oord waarnaar het vernoemd is. Ik had net Jezus-sandalen van het merk Ecco gekocht en besloot te gaan wandelen, in de bloedhitte. Zo kon ik meteen mooi in de ziel van de pelgrim kruipen. De eerste tien kilometer waren een eitje. Ik zong wandelliederen van Schubert, werd eventjes één met de natuur, maar na twee uur kwamen de blaren. Bovendien verzwikte ik mijn enkel en was mijn water op. In de wijde omgeving woedden bosbranden, het waaide keihard en ik was omringd door uiterst ontvlambare eucalyptusbomen. Mijn telefoon had geen bereik en er was geen één auto gepasseerd. Ik meende zelfs gieren boven mijn hoofd te zien cirkelen.

Mijn moedertje vertelde mij graag voor ik slapen ging het bijbelverhaal over de profeet Elisa die door kindertjes werd uitgescholden voor kaalkop. Twee beren vraten de 42 jongetjes vervolgens met huid en haar op. Zou ik nu eindelijk gestraft worden voor mijn blasfemische spotternijen over de Heilige Moeder en haar zoon en tot vreugde van menigeen als een ketter in vlammen opgaan?

Op 27 juli is het 53 jaar geleden dat Salazar stierf, maar de stilte rond zijn sterfdag is oorverdovend. Behalve in Fátima. Daar draagt men de despoot op handen, want hij zorgde ervoor dat het gat een pauselijk goedgekeurd pelgrimsoord werd. Papa Pius XII over Salazar: ‘De Heer heeft de Portugese natie een regeringsleider gegeven die niet alleen de liefde van zijn volk wist te winnen maar ook het respect en de waardering van de wereld.’

De Portugalidade en het Portugese patriottisme blijken in de praktijk toch iets complexere begrippen dan Futebol, Fado e Fátima en Deus, pátria e família. Daarover meer in de volgende afleveringen van Europese Patriotten.

A Deus e até a próxima

Reaguursels

Dit wil je ook lezen

De Bolle Gogh: een bruisende biografie over de Hemelse Roker

De Bolle Gogh is een rollercoaster. De biografie dendert bijna 700 pagina’s onvermoeibaar door, net als het leven van Theo. Ik ben van dezelfde generatie als Theo en het boek is een feest der herkenning voor iedereen die met name de jaren tachtig in het - toen nog - zo lekker gore Amsterdam heeft meegemaakt.

@Arthur van Amerongen | 13-01-24 | 21:30 | 658 reacties

Arthur van Amerongen - Soep van de Week: Eric Smit en Akwasi verklaren de oorlog aan Musk

Nieuw op GeenStijl: Arthur van Amerongen soept door de hete teeks van deze week in zijn nieuwe rubriek Soep van de Week, vandaag tevens ook Stamcafé. Vanaf nu: iedere week!

@Arthur van Amerongen | 10-01-24 | 21:50 | 505 reacties

Annus Horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (52)

“Meneer van Amerongen: steek uw Annus Horribilis maar in een geheime opening waar de zon nooit schijnt!” (tevens Stamcafé)

@Arthur van Amerongen | 03-01-24 | 22:15 | 458 reacties

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.