
Het is weekend. Zeggen ze. Maar ze
zeggen ook dat het zomer is. Ha, ziet u het misantropische
weer? De
grijze lucht die zich
nestelt in uw gewrichten? Voelt u de
herfst in uw botten? De
winter komt er aan. Nu al. Koninkrijken vallen, zij die ooit
beschouwd werden als edele mannen
vallen met hen. Het is makkelijk een edel man te zijn als de
wind vanuit uw
rug komt. Een echt grote van hart is edel in tegenspoed.
Oorlogen in verre gebieden komen
dichterbij. Oorlogen die al te lang
duren. Te veel levens hebben
geëist. Te veel hebben
verwoest wat nooit
verwoest had mogen worden. Waar zijn onze vorsten? De
mannen die vooraan stonden toen het
edelmetaal en de
banieren werd uitgedeeld? Waar zijn zij in deze
donkere en duistere tijden, juist nu we hun
harnassen en zwaarden nodig hebben? Ze verschuilen zich in oeverloze semantiek. Zij kibbelen aan het hof. Over
futiliteiten. Over
symbolen. Ze strijden om winst in hun nutteloze politieke twisten en verliezen de echte strijd uit het oog. En wij? Wij staan
machteloos. Het
goud is op en onze zwaarden zijn ons afgenomen. Er rest ons niets dan
berusting. Berusting en
teerzwarte duisternis. Als de koninkrijken vallen is hedonistische
decadentie het enige wat rest. Breng de
troubadours. Breng de
vrouwen. Rijg de
zwijnen aan het spit en slacht de
paarden. Verdrink uw
zorgen in de wijn. Dans, vrij, lach,
vreet, feest, tot de
kolder in uw hoofd de tranen doet verstommen.
Grijp wat er is voor een ander het van u
plundert. Sla de
hofnar weg bij de borsten van de
hoeren en dwing hem tot
jolijt. Verschans u in uw burcht van
vertier. Meer heeft de wereld niet te bieden. De
winter komt er aan. Prettig
weekend.