achtergrond

Geenstijl

Annus Horribilis 2023 – De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (25)

Vuistpompje voor de Eighties 020 Gayscene in Het StamCafé

Woensdag 21 juni

Kater van Pilsdonk & de homocaust

Ik zit niet snel te snotteren als ik naar een film of een documentaire kijk, maar All the Beauty and the Bloodshed raakte een gevoelige snaar bij mij. De documentaire is een soort biopic van de geweldige fotografe Nan Goldin, met als rode draad haar succesvolle kruistocht tegen de Sackler-familie, die miljardair is geworden met het zeer verslavende OxyContin, waaraan een half miljoen Amerikanen ten onder ging. Eerder zag ik al de aangrijpende dramaserie Dopesick over de Sacklers, de “smerigste drugsdealers uit de geschiedenis”. 

Ik kwam voor het eerst in New York in 1980, op de dag dat John Lennon werd vermoord. Dat waren de hoogtijdagen van Nan Goldin en haar aanhang, en tevens de duisterste jaren uit de geschiedenis van Gotham. Ik was punk en voelde me als een vis in het water in bijvoorbeeld de CBGB en de legendarische Mudd Club, die vaak als decor dient in All the Beauty and the Bloodshed. Maar daarom zat ik niet te snotteren, vanwege die blast from the past. Ik herkende veel van haar permanente verslavingsperikelen en haar cold turkey’s maar het gruwelijkste deel van de docu is de ravage die AIDS aanrichtte in de hechte vriendenclub van Goldin. Ook in het Amsterdam van de jaren tachtig sloeg de grote ziekte met de kleine naam (Prince) genadeloos toe.

Een van de eerste aidspatiënten van Nederland was Harry, de broer van mijn beste vriend destijds. Harry woonde begin jaren tachtig in San Francisco, alwaar hij koortsachtig het immense leercircuit verkende. Zijn promiscue activiteiten stonden geheel in het teken van BDSM en werden opgevrolijkt met FF, gloryholes, darkrooms, slings, poppers en golden showers. Ik maakte altijd grapjes met en over Harry als die weer eens een vermomming droeg waarmee hij zo kon optreden met de Village People. De ene keer speelde hij de leatherman, de andere keer de militair. De indiaan vond hij maar een trut. Zijn beeldige huisje aan de gracht in de Jordaan hing vol met tekeningen van kunstenaar Tom of Finland: stoute tafereeltjes met agenten, matrozen, cipiers en motorrijders, allemaal voorzien van tampeloerissen als kinderarmen.

Verder stond het bij Harry vol met duur antiek, dat hij enthousiast afstofte met een plumeau. Eens had hij een andere leernicht op visite die, terwijl Harry gewichten aan het heffen was, vals sliste: ‘popje, doe nou niet zo mannelijk want daar word je zo moe van.’

Harry kocht zijn lederspulletjes bij de legendarische galerie Rob aan de Weteringschans. Ik zag de eigenaar er eens tijdens een vernissage paraderen met een naakte slaaf aan een ketting, alsof het een hond betrof. Je moest dan net doen alsof je het normaal vond, en als het even kon negeren. Reageren was truttig. Negeren, dat deden de Amsterdamse nichten ook met de notoire rolschaatser Henri Pronker (God hebbe zijn ziel) die de godganse dag door de stad zoefde, slechts gekleed in een bilveter en zijn lichaam helemaal oranje van de zonnebank en de Bergasol.

Harry, die de homoseksualiteit uitvond en verbeterde, had altijd leuke weetjes. Zo wist hij mij te vertellen dat de erotische bioscoop Diana, tegenover mijn huis aan de Nieuwezijds Voorburgwal, een heerlijke poel van verderf was. 

Er werd enkel snoeiharde Duitse heteroporno gedraaid – het was nog voor het internettijdperk, welig tierend schaamhaar was net zo vertrouwd als steenpuisten op witte flubberbillen – en in de lunchpauze kwamen oudere kantoormensen uit de buurt hun gerief halen. In de regel waren het knijpende heteromijnheren die geen cent over hadden voor de commerciële sekswerksters in de aanpalende Korsjespoortsteeg. Het ander gedeelte van het publiek in de Diana bestond uit homoseksuelen die de opgewonden heteroseksuelen in het donker gratis en voor niets aftrokken dan wel afzogen.

Ik dook - homovriendelijk als ik ben - regelmatig met Harry de Amsterdamse gayscene in. We bezochten tenten met exotische namen als de Cockring, de Wells Fargo, the Web, de Argos en de Cuckoo’s Nest. Het rook er lekker naar leer en poppers, bier dronk je er uit een flesje want een glas was truttig. De darkrooms van die leertenten waren schimmelgrotten waar het naar champignons stonk en waar je beter lieslaarzen kon aantrekken vanwege de plassen op de betonnen vloeren. Als Harry echt uit zijn bol wilde gaan, ging hij naar een soort enorme stal aan de Lijnbaansgracht. Daar leverde hij zijn outfit in en ging slechts op zijn laarzen naar binnen. In de schuur bevonden zich op topavond tweehonderd piemelnaakte kerels, al dan niet ingesmeerd met olie. Harry deed ook weleens  thuis aan ‘olieworstelen’. Maar dat was een heel gedoe, want dan moest hij allemaal plastic zakken over zijn parket spreiden. 

De Amsterdamse lederscene was de eerste broedplaats van het HIV-virus in Nederland en stond aan de basis van de razendsnelle verspreiding ervan in de internationale gayscene van Europa.

Richenel & Manfred Langer

Richenel & Manfred Langer

Professor Pim verzon het niet hè...

Professor Pim verzon het niet hè...

De Pater

De Pater

Party like it's 1999. De IT gesloten na DRUGSVONDST (joh)

Party like it's 1999. De IT gesloten na DRUGSVONDST (joh)

Nieuwe Revu-journalist Ton Kors (1949-1993) heeft als een van de weinigen een literaire poging ondernomen om die krankzinnige jaren tachtig van de Amsterdamse gayscene - ook wel eens omschreven als homocaust - vast te leggen in de roman De tijd van Anton de Lange. Een (hetero) recensent van de Volkskrant was niet zo blij met Ton Kors als chroniqueur van dat tijdperk, gezien de kop ‘Monotoon gesjor en gebeuk in postume roman’ en het vol weerzin citeren van zinnen als: ‘Bel me, als je nog eens wat in je reet wil’ en: ‘Hij at nog een falafel, stapte op de tram en ging thuis op een dildo zitten’.

Harry vertelde mij eens tussen neus en lippen door dat hij in een jaar tijd minimaal 2000 (tweeduizend) contacten had gehad. Met verschillende mannen, that is, en (bijna als levensovertuiging) altijd onbeschermd. 

Wellicht was hij ergens in een badhuis of darkroom in Los Angeles, San Francisco of New York Gaëtan Dugas tegengekomen. 

Deze steward van Air Canada ging de geschiedenis in als patient zero. Hij was een van de eerste homoseksuelen bij wie aids werd geconstateerd en patiënt nul werd het onderwerp van een felle wetenschappelijke discussie. 

Sommige wetenschappers gingen zelfs zo ver dat ze concludeerden dat de steward het HIV-virus van Afrika naar de Amerikaanse westkust had gebracht. Toen Harry de eerste symptomen van aids kreeg, wist niemand nog wat er aan de hand was. In Amerikaanse tijdschriften las ik de eerste, vooral hysterische berichten over de ‘homoziekte’ en ‘homokanker’. In de nichtenscene hoorde ik al snel het grapje van de twee patiënten op een zaal in een ziekenhuis, een met kanker, een met aids. Zegt de aidspatiënt: “ik wou dat ik gewoon kanker had, dan kreeg ik tenminste nog visite.” 

Harry vermagerde in rap tempo, zweette als een rund, had constant diarree, kreeg kaposisarcoom, longontsteking en had een oogwond  die maar niet wilde genezen. Ooit had hij een glas op zijn gezicht gedrukt gekregen toen hij bouncer was bij de Wells Fargo. De bar, niet de bank. 

Amsterdam was in de jaren tachtig een groot zuipend, neukend en drugsgebruikend vlooienmatras, of het nou hetero’s of holebi’s betrof. Iedereen deed het met iedereen en iedereen leek aan latexallergie te lijden. Biseksualiteit was net zo vanzelfsprekend als demonstreren tegen Zuid-Afrika, speculatie, Outspan-sinaasappelen en kernwapens.

Amsterdam werd een modern Sodom & Gomorra na de Kroningsrellen. De eerste Koninginnedagvieringen die daarna volgden, waren ongekende anarchistische feesten met een hoog queens- en krakersgehalte. Alles mocht en alles kon. Het epicentrum van de feestvreugde lag in het homoghettootje tegenover hotel L’ Europe. Begin jaren tachtig stonden er op Koninginnedag makkelijk een paar duizend gillende geile nichten aan de Amstel, in de Halvemaansteeg en op de Halvemaansbrug. Het waren de hoogtijdagen van Manfred Langer, de eigenaar van Chez Manfred en later de IT. Voor het uitbreken van de aidsepidemie werd matras Amsterdam al geteisterd door alle mogelijke, relatief onschuldige geslachtsziekten. 

Regelmatig bezocht ik de al vanaf het ochtendgloren bomvolle gratis GG&GD-soakliniek op de Groenburgwal. Het was er ondanks de gruwelijke wachttijden altijd gezellig en leerzaam, tussen de leernichten, de hoeren en de studenten. Overigens moeten de cijfers van GG&GD over het aantal aidsgevallen onder heteroseksuelen in die tijd met een flinke korrel zout genomen worden. De meeste slachtoffers waren junks en heroinehoeren en er waren maar heel weinig heteroseksuelen die het HIV-virus kregen van een andere heteroseksueel. 

Mijn toenmalige huisgenoot studeerde medicijnen en kon toevallig meewerken aan een bloedonderzoek dat onder leiding stond van Roel Coutinho en Jaap Goudsmit, de Nederlandse pioniers op het gebied van aidsonderzoek. De medicijnenstudent verwerkte gegevens van een grote groep homoseksuele mannen en drugsgebruikers bij wie een paar keer per jaar bloed werd geprikt. Ons huis lag zodoende vol met voor mij onbegrijpelijke vakliteratuur over aids, maar ook met de eerste populair-wetenschappelijke, baanbrekende boeken uit de Verenigde Staten, zoals And the Band Played on: Politics, People and the Aids Epidemic (van Randy Shilts) en The plague years: a chronicle of AIDS, the epidemic of our time (van David Black). 

Veel mensen in Harry’s omgeving durfden hem aanvankelijk niet eens een hand te geven, laat staan te zoenen. Dankzij de gestaag groeiende kennis van mijn huisgenoot wist ik al snel hoe het virus wel verspreid werd.

Ik ben nog enige tijd buddy geweest van een vriend. Dat begon als een eetclub op maandag bij hem thuis (door Erik cynisch de aidsclub genoemd) en eindigde met boodschappen doen en allerlei hand- en spandiensten tot aan billenwassen toe. Het was geen pretje om mijn vriend letterlijk te zien wegrotten. Bij mij kwamen bovendien talloze onverwerkte, pijnlijke herinneringen naar boven: mijn broertje Gerard was vijftien jaar eerder na een gruwelijk ziekbed overleden aan jeugdkanker. Hij lag als een levend skelet in het Emma kinderziekenhuis, blind en kaal door de chemotherapie. Jarenlang vermeed ik de Sarphatistraat, hoek Spinozastraat - waar het ziekenhuis stond - als de pest en ik was blij toen ik eerder dit jaar las dat het gebouw afgebroken zou worden.

Het verzorgen van Erik had een louterende werking op me en op gegeven moment kon ik - redelijk bevrijd van het Emma kinderziekenhuis-trauma,  doodzieke vrienden bezoeken in het Prinsengracht-ziekenhuis, waar de meeste aidspatiënten lagen.

Erik ging, kapot en moegestreden, zelf een einde aan zijn lijdensweg maken en nodigde mij en nog wat vrienden uit voor de macabere ceremonie. Hij had fijne muziek uitgekozen, er was een hapje en een drankje en er was een dokter die hem de dodelijke cocktail ging geven. Ik kon het niet opbrengen er heen te gaan. De volgende dag hoorde ik dat Erik tot zijn laatste snik zijn valse humor had behouden. Nadat hij de cocktail had opgedronken, richtte hij zich tot een vriend die eveneens buddy was geweest, en zei met brede grijns: ‘je krijgt nog twee geeltjes van me, gab. Daar kan je dus mooi naar fluiten.’

Ik had in de tweede helft van de jaren tachtig  - toen je bij wijze van spreken net zo snel doodging van de bijwerkingen van het paardenmiddel AZT als van aids zelf - gemiddeld twee begrafenissen per week. 

Op de Amsterdamse dodenakker Zorgvlied gingen talloze vrienden - waaronder Harry - stijlvol de grond in en op een  gegeven moment kon ik de Letzte Lieder van Richard Strauss uit mijn hoofd meezingen, zoals Beim Schlafengehen: 

Der Tag mich müd gemacht,
Soll mein sehnliches Verlangen
Freundlich die gestirnte Nacht
Wie ein müdes Kind empfangen.
Hände, laßt von allem Tun
Stirn, vergiß du alles Denken,
Alle meine Sinne nun
Wollen sich in Schlummer senken.
Und die Seele unbewacht
Will in freien Flügen schweben,
Um im Zauberkreis der Nacht
Tief und tausendfach zu leben.

De grote vraag was altijd weer of Pater van Kilsdonk op zou komen draven. Deze roomse studentenpastor met zijn eeuwige alpinopet en muffe jas was elke nacht net als Majoor Bosshardt te vinden in de Reguliersdwarsstraat, in de volksmond Rue de Vaseline geheten. Van Kilsdonk was erg betrokken bij het wel en wee van de seropositieven en de aidspatiënten en leverde een belangrijke bijdrage aan het ontstigmatiseren van de ziekte. De pater hield nogal van een neutje, vandaar zijn bijnaam Kater van Pilsdonk (de vrede zij met hem).

Soms lijkt het alsof aids in de jaren tachtig vooral de gayscene teisterde. Maar er was een grote groep seropositieve junks (waaronder veel aan heroïne verslaafde commerciële sekswerksters) die geen enkele lobby had, nauwelijks de krant haalde en totaal anoniem eindigde op het speciale (gratis) veld van begraafplaats Sint Barbara in Amsterdam-West.

Mijn creatief drugsgebruik was in die tijd nogal uit de hand gelopen en ik kende via mijn hosselen op de Zeedijk nogal tamelijk veel gebruikers met aids. Mijn huis werd de zoete inval van seropositieve paradijsvogels die tot het laatste stadium van aids bleven scharrelen. Naast mij bevond zich herenbordeel De Zipper, dat Pruisisch uitgebaat werd door Günther, een Duitse leernicht in het laatste stadium van aids. De schandknapen kwamen uit Marokko, Turkije en onze overzeese geslachtsdelen (dixit Reve). Ze waren tamelijk ongeletterd en ik hielp ze met het invullen van de sollicitatieformulieren, want Günther was een dwangmatige regelnicht. In ruil voor mijn hand- en spandiensten kreeg ik dan een portie drugs. Ik was immers een armlastige student en alle beetjes hielpen. Van de naar schatting twintig werknemers van De Zipper die ik heb zien komen en gaan, zijn er minstens vijftien in een tijdsbestek van twee jaar overleden.

Mijn vertrouwdheid met HIV en AIDS leidde ertoe dat ik met fotograaf Geert van Kesteren  in opdracht van het Aidsfonds het boek Mwendanjagula. Aids in Zambiamaakte, met fotograaf Geert van Kesteren. Dat was eind jaren negentig, toen de aids in Nederland redelijk onder controle was en het Aidsfonds - dat veel overleden aidspatiënten als legatoren had -  iets wilde gaan doen aan beeldvorming over aids in Afrika. Ik dacht dat ik het ergste wel had meegemaakt op het gebied, tot ik in de binnenlanden van Zambia kwam. Op een bepaalde manier was ik ook murw geworden, van al die slachtoffers van aids in mijn directe omgeving in het Amsterdam van de jaren tachtig.

Als ik in Amsterdam ben, wandel ik graag ik over begraafplaats Zorgvlied. Ik kom daar graag vanwege de stilte, de natuur en omdat ik er nogal wat vrienden en bekenden heb liggen. Toevallig stuitte ik een keer op het sobere graf van Bert. Hij was mijn boezemvriend in Nijmegen begin jaren tachtig. We stonden samen op de barricaden tijdens de zogeheten Piersonrellen. Tussen het stenen gooien door dronken we een borrel in de Plak, de bekendste nichtentent van Nijmegen en de belangrijkste uitvalsbasis van de demonstranten. Na de rellen vertrokken Bert en ik gillend naar Amsterdam. We verloren het contact, tot ik hem tien jaar later tegenkwam in het Amsterdams uitgaanscircuit. Hij was mager en bleek, had rare vlekken en zag er veel ouder uit dan hij was. Het werd een vluchtig en ongemakkelijk gesprekje, we draaiden om de hete brij heen. Wat valt er ook te zeggen op zo’n moment? Op Zorgvlied stuitte ik bij toeval op zijn graf, met daarop een boodschap van zijn moedertje, iets met een reis die Bert ging maken en dat het hem goed mocht gaan. Ik schoot vol. De kille statistieken van het Aidsfonds zeggen dat er sinds 1981 5000 mensen aan aids overleden in Nederland. Door het graf van Bert moest ik ineens weer denken aan die teringziekte, die als een grauwsluiter over de jaren tachtig hing. Ik dacht dat ik die plague years verwerkt had, maar ik had ze enkel verdrongen. En toen ik die aangrijpende documentaire over Nan Goldin zag, kwam alles weer terug.

Opbeurende twiet van de dag:

Donderdag 22 juni

Ik val op borderlinegrieten
Met van die bipolaire tieten

De vraag is natuurlijk of ik een dagboek als dit zou bijhouden als ik op een onbewoond eiland zat. Ik dacht het effetjes van niet. Dat doet me meteen denken aan dat lekkere geile Ik dacht het effetjes van wel van Hausmagger, de geweldige band van Theo ‘Rembo’ Wesselo. Die andere Rembo, Maxim Hartman, kwam ooit met Rob Hoogland naar de Algarve om een reportage voor het Volkskrant Magazine te maken. Het werd het best gelezen verhaal ooit in het supplement. 

Deze geestige passage leidde tot een tsunami van boze brieven. Ik moest gecanceld worden, maar hoofdredacteur Philippe Remarque hield zijn poot stijf. Dat was nog eens een goeie baas. Met name deze passage deed het bloed van de millennials, de sneeuwvlokje en de woke Sturmabteilung koken: 

GroenLinks!! GroenLinks???', buldert Rob, alsof het een heel enge ziekte is. Zijn zachte, zorgzame kant is in een klap verdwenen. Els krimpt ineen, waardoor ze nog kleiner wordt dan ze al was. 'Luister', gaat Rob verder: 'Wij zijn niet rechts. Echt niet.'

De Telegraaf-coryfee kijkt heel dreigend terwijl hij dit zegt.

Arthur: 'Maar we hebben wel een terechte pestpleurishekel aan links.'

Rob: 'Arthur en ik kunnen echt om alles lachen. Behalve één ding.'

'De islam!', vult Arthur bijna triomfantelijk aan. Ik kijk naar Arthur. Hij ziet er ineens uit als Wilders on crack. Hij gaat los: 'Rechtse mensen zijn ook eerlijker!'

Rob: 'De PvdA had die islamfascisten nooit in hun partij moeten toelaten.'

Arthur: 'Linkse mensen zien het gevaar van de islam niet. Linkse partijen hebben niet door dat ze door hun multicultiknuffelgedrag de deur wagenwijd openzetten voor een zwaar onderdrukkende religie!'

Enfin, ook deze plaat van Hausmagger heb ik grijsgedraaid: Je loopt als een homo (Rutte, fijne vent). Waarin Theo op zijn plee zit te rukken op onze premier. Je moet er maar op komen. En natuurlijk Borderlinegrieten!

Ik val op borderlinegrieten
Met van die bipolaire tieten
Ik ga voor borderline
't Mag ook gestoorder zijn
Ik kick op borderlinevrouwen
Van die rauwe seks met touwen
Als ze niet borderlijnt
Dan iets wat daarop rijmt

En vooruit. Man in de Metro is ook geweldig. 

Om een lang verhaal kort te houden: ik zou niet schrijven op een onbewoond eiland. Schrijven is geen natuurlijke behoefte van mij. Ik doe het vaak met tegenzin, maar het gaat me gelukkig makkelijk af. Ik was recentelijk in boekhandel Dominicanen in Maastricht en liep daar wat rond te snuffelen tot ik duizelig en treurig werd van het immense, overstelpende aanbod. En daar staan dan ergens een paar verweesde boekjes van mij. Op zo’n moment denk ik: ik stop er helemaal mee. Het heeft geen enkele zin om een keutel te schijten op die enorme berg stront, zo hoog als de Pietersberg. 

Kijk, dit megalomane project Annus Horribilis houd ik vol omdat er begin januari een luxe en loodzware salontafeleditie verschijnt, vol foto's, op duur papier en in een groot formaat.  De writer’s cut, zeg maar. Het ruwe materiaal van pak ‘m beet ruim 200.000 woorden heb ik teruggebracht tot 100.000 woorden, de linkjes zijn verdwenen en er komt een voetnotenapparaat bij, plus de passages die door de eindredactie van GeenStijl gecensureerd c.q. geschrapt werden. Van de feestelijke Anus worden er slechts 100 exemplaren gedrukt, die genummerd, gesigneerd en gepreegd worden verkocht. Daarna verschijnt er nog een Poor Man’s Edition van Annus Horribilis, maar dat hoeft u niet te weten.

Vrijdag 23 juni

De PvdA is net herpes: je komt er nooit meer van af. 

Wat een nieuws: Hamit Karakus is tot baasje van de politie Noord-Holland opgepimpt. Je kan nog beter Asha ten Broeke cheffin bij de Jamin maken.

Tijdens de PvdA-verkiezingscampagne van mijn toenmalige vrouw Edith Mastenbroek, voor het Europees parlement, bezochten we samen met PvdA-bobo Haci Karacaer, destijds de directeur van de Turks islamitische-vereniging Milli Görüs, een bomvolle moskee op een industrieterrein in Amsterdam-west. Haci beklom het preekgestoelte, wees naar Edith en zij tegen de volle zaal gelovigen: jullie moeten op deze goede vrouw stemmen. Enfin, ik meen dat Edith, die op de derde plek van de kieslijst stond, uiteindelijk zelfs meer stemmen kreeg dan nummertje 1: Max 'Raspoetin' van den Berg. Ze eindigde uiteindelijk als derde op de lijst,  want op de tweede plek moest een totaal onbekende pipo komen, dat was allang beslist door het Politbureau van de Partij. De PvdA is net herpes: je komt er nooit meer van af.

Zaterdag 24 juni

Pedofascisten

Ik begin de dag altijd met de twiets van Andy Ngo. Wat een held is dat. Hij wordt gehaat en met de dood bedreigd door krankzinnige antifa-pedo's, die hij dagelijks in de schijnwerpers zet. Vroeger werden pedo's zwemleraar, hopman en elftalleider bij het pupillenvoetbal. Nu worden ze transgender bij Antifa. Leer mij de knapenschenders kennen.  Op mijn voetbalclub moest ik samen met de pupillentrainer douchen, als de andere jongens al weg waren. Hij zeepte me in en als ik een stijve piemel kreeg, trok hij er aan. Je had het maar normaal te vinden. Tijdens een voetbalkamp van de KNVB in Hoek van Holland liet een begeleider zich iedere avond zijn glimmende sportbroekje uittrekken door ons, in zijn tent. Dat was zogenaamd een spelletje, maar hij had wel een enorme stijve lul als hij daar uiteindelijk naakt in die tent lag. Wij lachten erom, vonden het normaal. Antifa en de deugkerk noemen alle berichtgeving over groomer-conspiracy theorieën, maar het lijkt mij overduidelijk dat je als pedofiel tegenwoordig alle ruimte hebt om verkleed als een lelijk wijf dildoworkshops en vuistneukmasterclasses te geven op kleuterscholen.

**Zondag 25 juni **

Hittegolf. Off day.  Om af te koelen naar een zinderende Australische film gekeken, met een prachtige hoofdrol van de zaaddonor van Minoes. The Proposition, met muziek van Nick Cave.  Hier de vrolijke, opbeurende soundtrack.

Maandag 26 juni

Ingeklemd tussen 2 ventilatoren mijn stukkies getikt en daarna in katzwijm naar een oude documentaire op Netflix gekeken. Post-Truth Times: We the media. Ietwat rommelig, typisch Spaans zeg ik dan, maar interessante bijdragen van Noam Chomsky, Gay Talese and Amy Goodman (Democracy Now!)

In het kort: The film explores a series of essential questions. Is there such a thing as parallel truths, and how valid are they? To what extent does corporate obligation compromise a journalist's ability to speak truth to power? How can the modern media continue to operate in this climate while remaining true to its foundational roots of integrity?

Het is curieus om te zien dat persvrijheid vooral vanuit een linkse invalshoek wordt benaderd in de documentaire. Wat dat betreft is de film al achterhaald, want de zogenaamd progressieve media in Nederland en in België zijn vrijwel allemaal in handen van het Vlaamse mediakartel en verkondigen de blijde boodschap van hun baasjes, en dus die van Brussel en de suprapowers that be.  

Noam Chomsky - the man you love to hate -  publiceerde in 1995 Manufacturing Consent. The Political Economy of the Mass Media. Een absolute must read, terecht bekroond met de Orwell Award. 

Samengevat: Contrary to the usual image of the press as cantankerous, obstinate, and ubiquitous in its search for truth, Edward Herman and Noam Chomsky depict how an underlying elite consensus largely structures all facets of the news. they skilfully dissect the way in which the marketplace and the economics of publishing significantly shape the news. they reveal how issues are framed and topics chosen, and contrast the double standards underlying accounts of free elections, a free press, and governmental repression. What emerges from this groundbreaking work is an account of just how propagandistic our mass media are, and how we can learn to read them and see their function in a radically new way.

Nou, die kunnen de Vlaamse mediabaronnen in hun zak steken.  

Het is werkelijk ongelofelijk hoe vrijwel al hun columnisten sinds de opkomst van BBB collectief en systematisch de boeren afzeiken.

Neem nou die geit van een Debby in het Algemeen Dagblad

En deze gans van het AD:

Het is allemaal zo doorzichtig, al die buklaven, bazenpoepers en dames met geschaafde knietjes die dagelijks hetzelfde riedeltje af steken om het kartel te behagen. Bah.

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.