Annus horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (6)
Houdt het dan nooit op!?
Donderdag 9 februari, Antwerpen
Doet het pijn? Alleen als ik lach.
Freelancers zijn gek genoeg nooit ziek. Of beter gezegd: melden zich nooit ziek, want de schoorsteen moet roken.
Tijdens mijn studie werkte ik als uitzendbureau-tiepgeit bij alle mogelijke instanties van de gemeente Amsterdam. Meer dan de helft van het personeel was chronisch schoolziek: het Syndroom van Ollongren.
Ik kwam - hoe slecht ik me ook voelde - altijd braaf opdraven, want als ik dat niet deed kreeg ik geen centjes. Mijn arbeidsethos is deels genetisch, deels pragmatisch. Dit dagboek komt mij soms de neus uit, maar toch sleep en sleur ik mezelf achter de laptop.
Ik had een alleraardigste kapper toen ik in Brussel woonde, en die zei mij eens: als je na vijftigste op een dag wakker wordt zonder pijn, ben je dood.
Nou ben ik niet bepaald kleinzerig. Dat komt uit de tijd dat ik nog gebruiker was en regelmatig met het fenomeen cold turkey te maken had. Bepaald geen sinecure, maar de koude kalkoen duurt slechts drie dagen. Daarna is het afkicken vooral een mentale kwestie. Ik heb nu permanent overal pijn, sinds kort in de leverstreek. Het doet mij denken aan een cartoon die ik ooit zag in een Amerikaans tijdschrift. Een Engelsman in een kaki-pak is doorboord met een speer en staat vast aan een boom. Om de boom rennen Zulu’s. Zijn maat vraagt: doet het pijn? Alleen als ik lach, zegt de gespietste.
Ik email naar mijn geneesheer in de Algarve dat ik volgende week langskom. Ik lijd niet aan iatrofobie en vind het altijd interessant om naar de dokter te gaan, net zoals ik met plezier naar de tandarts ga. Die mensen hebben het beste met je voor. Ik kan dan ook heel geestig vertellen over mijn medische perikelen. Zo heb ik traag zaad: het komt er wel snel en rijkelijk uit maar die donderkopjes zijn allemaal misvormd, met happen uit de staart en/of de kop. De laatste keer dat ik mijn spermatozoa zag, was begin jaren tachtig. Vrienden bezochten met een zekere regelmaat de spermabank, waar ze vijftig gulden per zaaddonatie kregen. Ik vroeg na het onderzoek aan de laborante of ik mijn sperma mocht bekijken. ‘Maar het zijn er toch best veel’, zei ik tegen de laborante. Die moest lachen en zei dat die paar goeie die ik had, het invriezen vermoedelijk niet zouden overleven. Ik kon mij ook niet voorstellen dat er vrouwen waren die op mijn eventuele profiel bij de zaadbank vielen: mager, rood haar, sproeten en drie turven hoog (en een klein drank- en drugsprobleem, maar dat had ik verzwegen). Hoe het ook zij: doei, vijftig pop!
Jaren later ging ik op aandringen van mijn tweede grote liefde naar de IVF-kliniek in het AMC. Ze wilde een kind. Achter de balie zat een juffrouw met een hoofddoek. In een naargeestig hokje probeerde ik mij af te trekken in een minuscuul potje. Qua rukmateriaal lag er een jaargang Aktueel en een jaargang Panorama. Na een half uur was ik nog niet klaargekomen en het zweet droop van mijn gezicht. Toen het uiteindelijk gelukt was, zei ik tegen de juffrouw dat ze er wel eens leukere boekjes konden neerleggen. Ze lachte schaapachtig en zei dat ze veel klachten had gekregen van “broeders” over de pornografische boekjes die er eerst lagen. Ik zei dat die wellicht wat harder moesten bidden om goed zaad want slecht zaad is een straf van Allah.
Een week later keek de IVF-arts mij bezorgd aan. De uitslagen van het onderzoek waren verontrustend, tussen neus en lippen door en bladerend in zijn agenda bromde hij dat het wel eens op een hersentumor zou kunnen duiden. Ik zakte door de grond. Even later bedacht ik mij dat ik de avond voor het geruk in het naargeestige hokje allerhande drugs had gebruikt, iets dat ik niet vermeld had. Mede door de heroïne (die er voor zorgt dat je amper kunt poepen, piesen en klaarkomen) had ik mij suf gefapt.
Ik vroeg een tweede zaadtest aan en bleef tot die test clean. De tumor was verdwenen, tot verbazing van de specialist. Wel raadde hij mij een kleine operatie aan, er zat een knoopje in een of andere zaadkanaaltje dat naar mijn teelballen liep. Na een wachttijd van zes maanden was ik aan de beurt. Mijn schaamhaar werd weggeschoren, mijn vriendin kreeg een lachstuip. Na de couveuse had ik nog nooit eerder in een ziekenhuis gelegen. Toen ik aan de chirurg vroeg of ik mocht meekijken, met een spiegeltje, reageerde hij geïrriteerd: ‘mijnheertje, u doet uw werk en ik het mijne’. Mijn toon werd jovialer en de chirurg steeds bozer. Hij vroeg of ik wellicht naast hem in de schoolbank had gezeten. Uiteindelijk had de ingreep geen gunstige invloed op mijn sperma.
In de ochtend bij Teun aan de keukentafel een deel van mijn interviews met de kopstukken van de Vlaamse beweging uitgewerkt, in het kader van Europese Patriotten. Filip Dewinter voor komende zaterdag. Daarna de trein van Antwerpen naar Charleroi. Veel treinen zijn uitgevallen, zoals altijd in Belgikistan. Ik had uitgerekend dat vier uur reizen voldoende moest zijn, maar door alle vertragingen wordt het nog krap. De bus van Charleroi naar de luchthaven gaat om het half uur, en ik heb geluk. Ryanair is altijd weer een spektakel, een optocht van genetische narigheid. De freakshow van Manchester naar Faro staat in mijn top 10, maar deze vlucht is ook heel bijzonder. Spuuglelijke Walen, in bizarre vodden, steenkolen-Frans kwebbelend. Mijn pijnen gedijen goed in dit voorgeborchte van de hel. Ik haat vliegen. Wonder boven wonder had ik één keer seks in een vliegtuig. Dat was niet toevallig want ik had kennis aan een prachtige struise stewardess en we gingen op kerstvakantie naar Mombasa in Kenia. Tijdens de lange nachtvlucht (Sjoukje had dienst) waren er twee feestelijke momenten: ik passeerde voor het eerst de evenaar en vervolgens schoof ze in werkkleding maar zonder slipje bovenop me en zei op vrolijke toon toen het klaar was: 'welcome to the mile-high club, baby!'
Troostende muziek van mijn held Burt Bacharach. Ook dood. 94 geworden. Ik moet er niet aan denken zo oud te worden, zonder pensioen, met een AOW’tje van een paar stuivers, kwijlend in een rolstoel en een verpleger die mij voortdurend in elkaar mept.
Bart en Dieuwertje halen mij op in Faro, mijn verloofde heeft een cater-klus. Hondjes door het dolle heen. Ik mik er een paar pijnstillers in en val in slaap met het vertrouwde gebrul van de Atlantische Oceaan en de scheten van de snurkende hondjes.