achtergrond

Geenstijl

GS Boekverslag. Lale Gül - Ik Ga Leven

Ja sorry nu pas, we lezen nou eenmaal een beetje langzaam

We zijn een beetje in de ban van Lale Gül. Uit het niets zit ze al wekenlang in onze gedachten, als een zonovergoten kroegterras in de lente, tijdens grijze tijden waarin iedereen langzaam mentaal wegkwijnt. En dan bedoelen we niet alleen vanwege corona, we zijn als land al langer de bibberende  begeleidingsband die de grafmuziek verzorgt achter de rouwstoet van onze eigen rebellie, op de platgetreden wegen naar het crematorium van het conformisme.

Het conformisme van de partijpolitiek, een door enkele honderden hoge heren bestuurd kartel dat louter nog regeert in bijzinnen omdat de echte wetten door Brussel worden gedicteerd. Het conformisme in de media, die zich steeds opzichtiger als hoeder en helper van die macht hebben opgeworpen, uit angst voor een veelkoppig populistisch monster dat ze eerst zelf onder hun bed verzonnen hebben voordat ze er in zijn gaan liggen. Zwijg ons nog harder van het conformisme van de culturele sector, waarin satire een persiflage op zichzelf is geworden, subsidie van individuele creativiteit een platgeslagen pastiche heeft gemaakt, en je louter nog geacht wordt de eigen bron te vergiftigen met woke identitair vitriool tegen de nationale geschiedenis, de autochtone samenleving en de artistieke, literaire of polemische vrijzinnigheid.

Maar plots en uit het culturele niemandsland van Amsterdam-West is daar de Turks-Nederlandse Lale Gül. Uiterlijk zou je haar in eerste opslag zo verwarren met een voluptueuzer uitgevulde Famke Louise. Het Amsterdamse straataccent. De neiging tot uiterlijke oververzorging. Een licht loensende oogopslag, die je steeds doet twijfelen of ze nou onwetend of uitdagend is. Maar dan neemt ze het woord. Of liever, het geschrift. Haar roman Ik Ga Leven is als een dagboek dat vanaf de eerste pagina explodeert om een jong leven in één rollende bal van vuur, rook en drukgolven te bevrijden van de religieuze lockdown waar het twee decennia onder gebukt ging. De taal gejaagd maar de vertelling bedrukt, in een verhaal dat alles tegelijk naar buiten perst in een tempo alsof het vreest te worden onderbroken, alsnog in de knop gebroken - de vrijheid toch nog afgenomen.

De hoofdpersoon heeft een andere naam - Büsra - en betrokkenen zijn onherkenbaar gemaakt. Sommige conversaties zijn ongetwijfeld louter fictief gevoerd. Maar het is onmiskenbaar de autobiografie van Lale zelf, een jonge Turkse vrouw wier leven in Nederland niet over tulpen gaat. Omdat niet de aardse vrijheid, maar de wil van Allah regeert via de imam, familie en een sociaal-culturele omgeving die haar ouders (of ‘verwekkers’, zoals zij ze consequent noemt) in een greep van verwrongen vroomheid houden, waarin Büsra wordt gewurgd tussen redeloze geloofsdwang en hypocriete groepsdruk.

Vergeef ons de blanke blik maar het allerergste van haar hele boek is de absolute herkenbaarheid van het verhaal. Je moet wel heel erg diep met je kop in het vaderlandse veen gestoken zitten, wil je als autochtone niet-moslim nog steeds doof en blind zijn voor de bekrompen beperkingen waarin te veel meisjes en (jonge) vrouwen moeten leven in een Nederlandse samenleving waarin eenzelfde hypocriete groepsdruk heerst, maar dan om de lasten van lafheid samen te delen onder een verhullend vaandel van de hier zo gevierde tolerantie. 

Onze herkenbaarheid is echter niet gebaseerd op eigen ervaring (wij zijn immers vrij geboren), maar afkomstig van buitenaf, van horen zeggen, van niet blind willen zijn voor wat zich in de schotelwijken afspeelt en van je hardop durven afvragen waarom cartoonisten kapotgeschoten worden, cineasten op straat worden afgeslacht en Parijse poptempels in bloederige altaren van Allah kunnen veranderen.

**Een leven in vertwijfeling
**Wat Gül doet en wat haar daarmee zo dapper (en laten we dat doodse woord maar gewoon gebruiken: belangrijk) maakt, is dat ze details invult bij de brede schets die iedere wakkere buitenstaander al jaren van het vaak zo bekrompen islamitische (sociale) leven kan maken. Details die een leven in vertwijfeling en frustratie beschrijven, een dubbelleven tussen culturen - eentje waar ze enerzijds niet bij wil horen, en die ze anderzijds niet uit kan, wil of durft te leggen. Het is een onmacht die Gül vertaalt naar een tsunami van tekst, waarin de metaforen je om de oren vliegen, waarbij de taal soms hapert, waar laten we zeggen de allochtone invloeden duidelijk spreken in nét niet goed gebruikte gezegdes of naar voren komen in woorden of fragmenten die niet precies betekenen wat de schrijfster bedoelt te zeggen.

Maar tuimel niet in de valkuil van taalkundige verbeterdrift - achter dat licht lonkende racisme van de lage verwachtingen trachtte NRC zich ook al te verbergen en dat leidde tot een absurd dissonante recensie waarin de krant alle open zenuwen van onderontwikkelde culturele overtuigingen, gefaalde integratie, sociale hypocrisie en religieuze gevangenschap wist te missen (of omzeilen?) door volstrekt misplaatste ontroering te vinden in “de moeder, die op haar meest menselijke moment in de hele roman haar dochtertje voor wil lezen, zoals andere moeders dat kunnen. Ze is analfabeet en verzint zelf moeizaam een verhaaltje bij plaatjes.” Oh, die arme moeder! Wat moet het moeilijk zijn, in een land waar je van Meden noch Perzen weet, en je niets kunt omdat je alles mag.

Moslimmannen en hun snikkels
Die moeder, door Büsra geduid als “Karbonkel” of (veel) erger, die de ketenen van het kwaad verpersoonlijkt. De vrouw die Büsra een eigen leven ontzegt, die religieuze regels en culturele normen boven alles stelt, de vrouw die Nederland, zijn cultuur en zijn inwoners verwerpt, de vrouw die van moslimmannen en hun snikkels net zo veel accepteert als ze haar eigen dochter misgunt en ontzegt, de vrouw wier eigen intellectuele onderontwikkeling een cultuur-religieus gevolg is en geen intrinsiek motief, precies die omkering waarmee de islamknuffelende goegemeente altijd symptomen voor de gehele ziekte verwart en daarom nooit een goede diagnose kan stellen.

Lale Gül maakt die diagnose wel, in een stijl die hartvochtigheid acteert maar het sentiment niet los kan laten, bijvoorbeeld over zusje Defne, die zowel naar de koranschool moet (“een instantie die er puur op is gericht waarheidsvinding te frustreren”) als op een islamitische basisschool zit en over wie Büsra zich bezorgd afvraagt of het “ooit nog goed komt met de reeds ontketende intellectuele mutilatie die ronduit desastreus is”. Zelf wordt ze niet gegijzeld door het geloof, maar wel door haar liefde voor gezinsleden: “Eigenlijk haat ik mijn verwekkers. In alles wat ik wil en waar ik voor sta in het leven, zitten ze me alleen maar dwars, maar ik voel me bezwaard om Oma en Defne voorgoed te verlaten”. Zo’n zin verklaart ook waarom Gül niet verwacht had dat haar boek zo veel stof zou doen opwaaien en zo veel (internationale) haat zou aanwakkeren in de Turks-islamitische gemeenschap.

Daarom is Ik Ga Leven ook meer een dagboek van een ontdekkingsreis dan een ‘coming out’ als vrijheidsstrijder. Waar verbetenheid soms lijkt te winnen, zijn er dan plots weer scenes waarin de wraakgevoelens hun zoete bron vinden - zoals in de bijna banaal beschreven seksscènes met haar vriendje Freek, oppervlakkig in de luie lust-metaforen van een streekroman, maar waarin ze ook de eerste momenten van échte vrijheid voelt. Uit haar verhouding met en tot Freek volgt het besef van gelijkheid, of zelfs de macht die vrouwen moeiteloos over een man kunnen hebben. Niet zoals in haar eigen cultuur, waar ze als een stuk koopwaar waarvan de vroomheidszegel moet worden bewaakt, moet wachten totdat ze van mannenhand kan wisselen op een veiling waar cultuur en Koran de klok bedienen. 

Geliefde schapen en het zwaard van fatsoen
Toch wist ze heus wel wat ze deed. Al vroeg in het boek staat de passage “Als ik er in slaag vijanden te maken, getuigt dat van talent, immers zijn enkel schapen alleen maar geliefd. En talent is slechts het vermogen iets beter te kunnen dan de meesten, dus in mijn geval is dat weigeren te zwijgen. Originaliteit is soms niets anders dan een frisse variant op onze gekoesterde eenzijdigheid.”

Is Lale Güls relaas thans Reviaans te noemen? Niet echt, want de ironie zit niet in vileine pen van Gül, die zit in het machtige zwaard van het fatsoen waarmee, onder dreiging van sociale onthoofding, een hele maatschappij in ontkenning wordt gehouden over een zeer reëele parallelle samenleving waarbinnen de patriarchale machtsverhoudingen worden bewaakt onder het alziend oog van de islamitische profeet. Wat dat betreft heeft Gül - gelukkig - ook geen goed woord over voor de vele conformisten in de Nederlandse samenleving: “Ik minacht ze met grote innigheid, de mensen die zich ontslaan van de plicht om alles met macht te krenken en met enige regelmaat te provoceren. [...] Fatsoen is voor kannibalen die satire bedrijvende mensen opeten met tafelmanieren.”

Mannen zijn kroonprinsen in de korancultuur, die zullen hun beloofde troon nooit zomaar opgeven in ruil voor liberale vrijheden die ook verantwoordelijkheid en meer vrouwvriendelijkheid verlangen. Ayaan Hirsi Ali, Nazmiye Oral, Fidan Ekiz of Nadia Ezzeroili: steeds zijn het de vrouwen die het vuile werk moeten opknappen om hun eigen vrijheid te vinden tussen twee culturen. Twee, ja, want voor de dames van drie hoog achter in de schotelsamenleving is het ook geen gelopen race tegen het modefeminisme van volkskrantvrouwtjes, Kaagkiezers of vrome knotjesmannen die zich "feminist" noemen maar feitelijk helemaal niet zitten te wachten op vrijgevochten vrouwen zonder doek die de op hen geprojecteerde zieligheid niet heilig achten, maar verwerpen en verachten. Lale Gül is de jongste telg in een nog veel te kleine stamboom en eentje die twijfelt of ze wel moet blijven schrijven na alles wat er over haar heen spoelt. Maar dit verhaal ligt er, het staat geschreven, en voor wie de realiteit niet vreest is het een waar Woord.

Lale Gül - Ik Ga Leven (Prometheus) - We doen hier niet aan ballen of sterren, lees Het Boek gewoon lekker zelf

Passage: ranten tijdens de Romereis

Hieronder nog een hele fijne bonuspassage uit het boek, over allochtonen, autochtonen, (schijn)heiligheid en gedroomde zieligheid. Het speelt zich af tussen allochtone scholieren op een (goedkope) hotelkamer tijdens een Romereis - een goed gekozen setting voor onderstaande waarheidsbom:

"In Nederland hebben wij Turken toch wel de meest verfijnde cultuur", zei Emre.

*“Maak nou van de bok geen tuinman. Zowel jullie als de Marokkanen zijn zandnegers. Jullie hebben achterlijke collectivistische culturen en schieten jullie dochters neer op straat als ze een vriendje hebben. In jullie landen zitten die garnalenbreinen nog altijd tot in den treuren te bakkeleien over zaken zoals of je wel of geen tanden mag poetsen als je vast in de ramadan en zijn ze nog altijd vergeefs bezig met het stichten van een democratie, aldaar een tamelijk onontgonnen begrip. *

*Toen Noord-Europa jullie als skillloos volk reeds in vrachtladingen onthaald had in de paternalistische roes van de naoorlogse, getraumatiseerde, antipatriottistische Germaanse zelfoverschattingssentimenten, vroegen ze zich decennia later af wat ze eigenlijk aan hun fiets hadden hangen. Ze hadden toen nog uit bravoure het idee dat hoe secundair een cultuur ook is en hoezeer de mensen ook aan lagerwal geraakt waren, dat het wel allemaal maakbaar is, ze sublimeerden het zaakje oneindig, want schuldgevoel doet de waarheid nog geweld aan. *

*Dat is het residu van het christendom; hoe zieliger, hoe heiliger. Er zijn te veel mensen die men een dienst bewijst wanneer men ze een aanleiding geeft om hun medelijden te tonen, en dit hebben de Sylvana Simonsen van dit land goed door. *

*Ze hebben de kansloze migranten vervolgens over zich uitgestort in de vitale randsteden en daar de boel laten overwoekeren, nadat de deugelite bleef volhouden dat er geen vuiltje aan de lucht was. Diezelfde deugmensen zitten nu de allochtonen allerlei problemen en smoezen in de schoenen te schuiven, racisme dit en uitsluiting dat, hou toch op, die zien dingen die er niet zijn, ze zijn religieuzer dan ze denken met dat schromelijke overdrijven. Elke scheet die je laat die zou kunnen rieken naar kritiek op de meer gepigmenteerde medemens wordt weggezet als rancune. *

Misschien dat Turken in sommige gevallen het voordeel van de twijfel krijgen vanwege de relatief lagere criminaliteit en een respectabel arbeidsethos in tegenstelling tot de oblomovistische overigen die niet weten van kikken noch mikken, ze zijn wellicht uit iets beter cultureel hout gesneden en geen lapzwansen, maar het zaakje is nog steeds verre van gevorderd en is niet zelden publiekelijk ontaard in een vijfde colonne, dus dat hoeven we niet op het schild te hijsen.

Men zegt dat het Trojaanse paard in Turkije staat, nou, het staat nu midden in Europa en is gegroeid, heeft nu de omvang van een miljoenendiaspora. De sympathieksten en gelijk het hoogst haalbare onder de Turken zijn degenen die passanten zijn met een eigen agenda, de geldwolven, de gezellige rakidrinkers, de mensen die geloven zonder god en die verder niets verraderlijks aan de dag leggen, maar hoeveel Turken ken je die nou echt uitgesproken loyaal aan dit land zijn, die meer begaan zijn met Nederlandse problematiek dan de Turkse? Die zijn in de minderheid, en die wetenschap met het bijbehorend toekomstvooruitzicht grijpt menig patriottistische tatta bij de keel.”

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.