De VrijMiBo op 67 procent

Nu gij ver wegzijt , komen al de nachten
Sluipen door schemerstraat, arm en gehavend,
En zij die vroeger zielsverblijde brachten,
Beedlen aan dichte deur in laten avond.
En als ik stille paden wandel, loopen
Dagen mij na met uitgestoken handen,
Dat 'k voor mijn goud hun poovren praal zal koopen,
Prijzend hun waar met stemmen van ellende.
Maar als een spreekt van u of noemt uw naam,
Als ik een balling uit dat land regaal
Waarover gij heerst, zitten we uren saam
Pratend van u aan rijk herdenkens maal;
Neederig-aandachtig luister 'k aan zijn voet,
En leid hem uit zooals men koon'gen doet.
VrijMiBo in de economyclass

Toen ik de hut verliet waren er mensen
tegen wie ik aankroop, bij enkelen meende ik het.
Ik weet niet wat er dooide, er kwam al zoveel in me om.
Wat was hij even een baby. Bleef maar jengelen
om verhalen van de walvis in de man. Hechtte wat
waterpsalmen af. Ik dein
op een matras. Alsof me iets wiegt maar het gaat
te hard. Weinigen komen onder smeltwater vandaan,
weinigen komen van smeltwater af.
De poel op de vloer neemt toe. De rimpelingen
aan het oppervlak lijken vingerafdrukken
die in elkaar overgaan.
Chef de VrijMiBo

Ik wijd je dit gedicht, zodat, als ooit mijn naam
Voorspoedig in een verre tijd aan land zal komen,
Groots voortgedreven als een schip door een orkaan,
En op een avond stervelingen zal doen dromen,
Jouw aandenken zo fabelachtig als fantomen
De lezer afmat als een monotoon timpaan
En, in mijn laaghartige verzen opgenomen,
Door een geheime broederband blijft voortbestaan,
Verdoemde vrouw, jij die vanaf de hellegrond
Tot aan de hemeltrans slechts mij als toevlucht vond:
-O jij die, als een schim onmiddellijk verzwonden,
Met lichte voet en onbewogen blik trapt op
De dwaze stervelingen die je wrang bevonden,
Standbeeld met gitzwart oog, engel met bronzen kop.
Bekakte VrijMiBo

het geluid van samen
schuilt in de herinnering
van gebouwen en het gras
ligt uitgestrekt in onze dromen
als de horizon
ik wacht
met gesloten ogen
een hart wagenwijd open
smachtend naar vervulling
als de ochtendstond
die als muziek in de oren
de wereld rond
ons verbindt
en laat weten
dat alles samen komt
VrijMiBo Vanuit Een Keldertje

Men moet zijn zomers nog tellen, zijn vonnis
nog vellen, men moet zijn winter nog sneeuwen
men moet nog boodschappen doen voor het donker
de weg vraagt, zwarte kaarsen voor in de kelder
men moet de zonen nog moed inspreken, de dochters
een harnas aanmeten, ijswater koken leren
men moet de fotograaf nog de bloedplas wijzen
zijn huis ontwennen, zijn inktlint vernieuwen
men moet nog een kuil graven voor een vlinder
het ogenblik ruilen voor zijn vaders horloge
Prettig weekend. En be nice.
Gordel om de VrijMibo

De kunst van feesten
is de kunst je als een kenner te vervelen
en langzaam, slok na slok, de doffe streken
van het daglicht te vergeten, is de kunst
je lichter te bewegen, wild en wilder
alle hoop en wanhoop van je af te slaan,
is de kunst een schoonheid te bewegen
naar het Prado van je bed te gaan.
Prettig weekend. En be nice.
VrijMiBo van Lienden

Een stille dag is om mij heen
en in mij is het leven flauw,
ik voel de angst des wezens nauw
en ben in mijne vrede alleen.
Is er in mij de aandacht niet
van verzen en hun stil verricht
inschikken tot dit klein gedicht
van iets geluk en licht verdriet?
dat gij nog eens mij waart nabij
en ik u koel en zuiver vond
en wel in droefenis verstond
het verre tussen u en mij.
Prettig weekend in Lienden. En be nice.
BeLaRus VrijMiBo

Come in, Maxim!... This is Minsk
choked under a pillow of clouds.
There’s you: a statue in a heavy coat.
Here all monuments wear coats
not wool, but linden bark coats
with bee fur collars.
In their pockets monuments keep belts.
And under collars monuments have necks.
In winter shadows insulate the walls.
Windows and cracks are plucked with shadows.
In museums on display are coats
and nooses. And water is pickle-juice.
Come in, Maxim, apartment blocks
are wrapped in ammunition staircases,
and window-medals sparkle through the night.
Every building here is a kind of bust,
an elevator ascends like vomit.
Of furniture there is a stump.
Come in, Maxim,
it’s nothing like lie dying by a harbor.
Take a sit on a stump.
Don’t cast a shadow.
Keep the coat on.
VrijMiBo in Waterland

As when a long forgetfulness lifts suddenly, and what
we'd forgotten—as we look at it squarely, then again
refuse to look—is our own
inconsequence, yes, it was
mostly like that, sex as both an act of defacement and—
as if the two were the same thing—votive offering,
insofar as the leaves
also were a kind of offering, or could
at least be said to be, as they kept falling the way leaves
do: volitionless, from different heights, and in the one direction
Prettig weekend. En be... nice.