achtergrond

Geenstijl

Arthur van Amerongen - Een hondenleven

Europese Patriotten vervalt voor een In Memoriam, voor een hond

Ciao bella. Elegie voor mijn ouwe trouwe lobbes Jamba

Ik noem mezelf graag gekscherend een schrijvende aap, zo’n trommelaar in de Bimbobox die een kunstje doet als je een munt in het apparaat gooit. U vraagt, wij draaien. Maar vandaag even niet...

Ik kan met geen mogelijkheid een coherent en rationeel verhaal tikken voor de serie Europese Patriotten terwijl ik zit te janken omdat Jamba er woensdagmiddag na 14.30 niet meer is. Mijn wereld is even gestopt met draaien. 

Ze ligt op een kussen aan mijn voeten, reageert nog op alles, maar ademt heel snel en heeft al vier dagen niet gegeten. Eind vorig jaar werden haar bloed en urine getest en was er niks aan de hand. Ze was wel wat mat de laatste tijd, maar ze at goed, ging mee zwemmen in de oceaan en blafte vrolijk naar andere honden. Het slechtnieuwsgesprek met de dierenarts, afgelopen maandag, overrompelde me volkomen. Jamba was opgegeven, een kwestie van een dag, hoogstens een paar dagen. Leverkanker, uitgezaaid naar de longen. Een doodvonnis.  

Ik had amper tijd om de mokerslag te verwerken, want er moest een datum worden geprikt voor de euthanasie. Mijn eerste reactie was: ‘volgende week maandag’. Natuurlijk wilde ik Jamba nog zo lang mogelijk bij ons houden, het afscheid uitstellen. Maar in die week kon er van alles misgaan met Jamba, waarschuwde de veterinária. Dan moesten Carrie en ik onverhoopt met de doodzieke hond naar de dierenkliniek in Olhão rijden, en Jamba alsnog laten euthanaseren in een klinisch, kaal hokje, op een metalen tafel, onder fel neonlicht. Bovendien is onze kliniek in het weekeinde gesloten, en dan zouden we naar het dierenziekenhuis in Faro moeten rijden. 

Dat is het laatste wat een doodzieke hond wil, dat gezeul.

De dierenarts suggereerde dat het wellicht het beste voor Jamba was om haar meteen te laten inslapen, maar dat vonden we op z'n zachtst gezegd wat abrupt. “Dan maar over twee dagen”, zei ik met tranen in mijn ogen, in de hoop dat ze thuis geen complicaties zou krijgen en alsnog met vreselijke pijnen aan haar einde zou komen. Ik heb dat al meegemaakt met haar vader Jagua, in Paraguay, die aan leishmaniasis stierf. 

Ik schreef toen: *Mijn trouwe vriend is dood. De afgelopen nacht sliep Jagua nog naast mij, zachtjes kermend, met zijn kop op mijn borst. Hulpeloos keek hij mij aan, alsof hij afscheid van me nam. De andere honden kwamen een voor een aan hem snuffelen. De afgelopen weken waren een lijdensweg, al zijn haar was uitgevallen, hij zat onder de korsten en was broodmager. We waren naar vier verschillende dierenartsen geweest, twee zeiden dat hij doodziek was en dat we hem moesten laten inslapen. De andere twee schreven hem loodzware en peperdure medicijnen voor die eigenlijk voor mensen bestemd waren met ernstige nierziektes. Het middel bleek erger te zijn dan de kwaal. Vanmorgen begon hij te trillen, hij kotste bloed, keek mij wanhopig aan, zijn gejank ging door merg en been. *

Paula rende naar buiten om een taxi aan te houden, geen enkele chauffeur wilde Jagua meenemen. Pas toen ik met een biljet van honderdduizend guaraní zwaaide, vonden we een bereidwillige chauffeur. Die scheurde naar dierenarts Raul Tuma, alias El Turco. Samen met de chauffeur droegen we Jagua de praktijk binnen en legden hem op een operatietafel. Tuma luisterde naar zijn hart en zei dat Jagua aan het sterven was. Paula schreeuwde het uit, ik aaide Jagua wanhopig over zijn enorme kop. Zijn ogen draaiden weg, hij kotste mij onder en liep leeg op de tafel. Na een paar stuiptrekkingen was hij dood. Verbijsterd liep ik naar Paula, omhelsde haar en begon te grienen als een kind. We namen afscheid van Jagua, Tuma zei dat hij voor het lijk zou zorgen. We bleven nog vijf minuten naar Jagua staren, ik prevelde wat, wist niet meer wat ik moest zeggen. ‘Dag lieve Jagua, dag ouwe reus, heb het fijn in de hondenhemel,’ fluisterde Paula.

Jagua's dochter Ray overleed drie jaar geleden na een verschrikkelijke lijdensweg. Raya leed, net als haar vader, aan leishmaniasis, maar herstelde wonderbaarlijk na een loodzware kuur. Ze werd weer helemaal de oude en was weer de brutale leider van de roedel. Maar de medicijnen hadden haar nieren aangetast en ze takelde, na drie jaar in geleende tijd te hebben geleefd,  ineens vreselijk snel af. Ik denk nog vaak terug aan haar lijdensweg en heb daarvan geleerd dat ik, als het moment daar is, razendsnel moet handelen. Hoe moeilijk dat ook is op het moment dat die beslissing genomen moet worden. Het is waanzin en totaal egoïstisch als Jamba langer in leven moet worden gehouden ter onzer troost en rouwverwerking.

Dit was de vierde keer dat ik over euthanasie moest beslissen. 

Mijn moeder stierf in mijn armen. Ze was daas van de morfine, haar pruik was van haar uitgeteerde hoofd gegleden. Van de mooie, trotse vrouw was niets meer over dan een geraamte met een door de tumoren opgezwollen buik. De arts had mij verteld dat het vocht door de uitgezaaide tumoren werd veroorzaakt en dat ze het iedere dag wegpompten, maar dat het eigenlijk onbegonnen werk was. De kanker zat overal in haar lichaam, in haar buik, in haar nieren, in haar longen, in haar hersenen... waar eigenlijk niet. Mijn moeder was altijd fel tegen euthanasie geweest, ik wilde haar overtuiging respecteren, maar uiteindelijk besloot ik samen met de zeer gelovige arts dat de dosis morfine zou worden opgevoerd. Mijn vader ijsbeerde op de gang, liep af en toe naar buiten om een sigaar te roken. Ik had de kracht niet om de euthanasie met mijn vader te bespreken, ik kon mij niet herinneren wanneer ik voor het laatst een zinnig gesprek met hem had. 

Mijn moeder kwam nog een keer bij bewustzijn. Ze keek mij wazig aan en zei met gebroken stem: ‘Lieverd, alles zal anders zijn als ik er niet meer ben. Zorg goed voor jezelf.’ Ik hield mijn gezicht tegen het hare aangedrukt, dat klam en koud was geworden. Ze bewoog nog een paar keer met haar lichaam, tot het laatste verzet was gebroken. Ik heb een paar minuten op haar levenloze lichaam liggen snikken en ben toen naar de rookkamer gelopen waar mijn pa zat, die - bang als hij was voor de dood - de laatste momenten van zijn vrouw niet had willen meemaken. Ik omhelsde hem kort en zag dat zijn ogen rood waren, maar zonder tranen. Voor het eerst zag ik dat hij een groene en een blauwe iris had.

Het ziekbed van mijn vader, niet lang daarna, was kort en hevig. Ook uitgezaaide kanker. Hij raakte in coma. Ik heb een paar dagen zijn hand vastgehouden. Tegen hem gepraat. Ook hier werd de dosis morfine opgevoerd, na mijn beslissing. Hij overleed in mijn armen, net als mama. Ik moest niet huilen. Nu wel, nu ik eraan terugdenk.

De laatste keer dat ik huilde, was drie jaar geleden bij de dood van Raya, de oudste zuster van Jamba. Nu laat ik de tranen de vrije loop, ik ben de hele dag huilerig. Het is het puurste verdriet dat er is. Jamba kijkt mij steeds verbaasd aan, wazig van de pijnstillers. Ik ben net weer even met haar wezen lopen, naar de zee. En heb weer keihard gejankt op het strand. 

Na woensdagmiddag is alleen Tita nog over van de drie Paraguayaanse zusjes. Het is het einde van een tijdperk. Ruim tien jaar geleden vloog ik van Paraguay naar Madrid met mijn honden Fabia, Raya, Tita, Jamba en Bibi, en mijn toekomstige ex Paula. Na een tussenstop van acht uur op de luchthaven Viru Viru in Santa Cruz in Bolivia vlogen we door naar Madrid. Het treintje van vijf reiskooien met daarin de hysterische blaffende beesten trok veel bekijks. De kleine Bibi vonden we op een dag vastgebonden aan de voordeur van ons huis in Asunción. Het beestje had een enorm gezwel aan haar vagina; haar baasje had kennelijk geen geld over voor een chemokuurtje. Ze werd morrend geaccepteerd door onze huisroedel en domineerde binnen een maand mens en dier.

Aan de zenuwslopende reis naar Madrid ging een logistieke en financiële nachtmerrie vooraf, met hondenpaspoorten, vaccinaties, corrupte dierenartsen en 5 peperdure kooien die we in Argentinië moesten kopen. Papa-hond Jagua overleed een maand voor het vertrek aan de zwarte koorts.  "Je bent gek dat je die stinkhonden meeneemt", zei de Duitse buurman in Asuncion, "Stuur ze toch de jungle in." Ik glimlachte en dacht: ‘Ga maar een kaarsje branden voor Joseph Mengele, du Drecksau.’

Mijn honden zijn mijn kinderen en ze moesten en zouden mee naar Portugal. Tijdens de vlucht naar Madrid hoorden we de honden onder ons blaffen. Ik was bang dat ze zouden doodvriezen in het laadruim. De ontlading in Madrid was groot**,** maar de vreugde was van korte duur. Bibi, die ondankbare hond, ontsnapte na twee dagen. Mama Fabia brak uit haar kooi tijdens de reis van Madrid naar de Algarve en is waarschijnlijk overreden op de snelweg. Paula was de volgende die verdween. 

Ondanks mijn verdriet mag ik niet klagen. Jamba stapt zonder pijn uit het leven. Carrie, Tita en Matcha zijn mijn steun en toeverlaat in deze barre tijden, en de reacties op mijn twietje, over de aangekondigde dood van Jamba, zijn hartverwarmend op Twitter en op Facebook

Ik ben maandagavond laat begonnen aan het graven van de droeve kuil voor Jamba. In de achtertuin, naast het graf van Raya. Dat valt niet mee, met een gebroken rugwervel. Dinsdag weer een stukje dieper, woensdagmorgen de rest. Het ritueel geeft me troost. Maar wat ga ik Jamba missen... Twaalf jaar sliep ze aan mijn voeten, ze was mijn allertrouwste en allerliefste vriendje. Ciao bella.

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.