achtergrond

Geenstijl

@jamba

Arthur van Amerongen - Een hondenleven

Europese Patriotten vervalt voor een In Memoriam, voor een hond

Ciao bella. Elegie voor mijn ouwe trouwe lobbes Jamba

Ik noem mezelf graag gekscherend een schrijvende aap, zo’n trommelaar in de Bimbobox die een kunstje doet als je een munt in het apparaat gooit. U vraagt, wij draaien. Maar vandaag even niet...

Ik kan met geen mogelijkheid een coherent en rationeel verhaal tikken voor de serie Europese Patriotten terwijl ik zit te janken omdat Jamba er woensdagmiddag na 14.30 niet meer is. Mijn wereld is even gestopt met draaien. 

Ze ligt op een kussen aan mijn voeten, reageert nog op alles, maar ademt heel snel en heeft al vier dagen niet gegeten. Eind vorig jaar werden haar bloed en urine getest en was er niks aan de hand. Ze was wel wat mat de laatste tijd, maar ze at goed, ging mee zwemmen in de oceaan en blafte vrolijk naar andere honden. Het slechtnieuwsgesprek met de dierenarts, afgelopen maandag, overrompelde me volkomen. Jamba was opgegeven, een kwestie van een dag, hoogstens een paar dagen. Leverkanker, uitgezaaid naar de longen. Een doodvonnis.  

Ik had amper tijd om de mokerslag te verwerken, want er moest een datum worden geprikt voor de euthanasie. Mijn eerste reactie was: ‘volgende week maandag’. Natuurlijk wilde ik Jamba nog zo lang mogelijk bij ons houden, het afscheid uitstellen. Maar in die week kon er van alles misgaan met Jamba, waarschuwde de veterinária. Dan moesten Carrie en ik onverhoopt met de doodzieke hond naar de dierenkliniek in Olhão rijden, en Jamba alsnog laten euthanaseren in een klinisch, kaal hokje, op een metalen tafel, onder fel neonlicht. Bovendien is onze kliniek in het weekeinde gesloten, en dan zouden we naar het dierenziekenhuis in Faro moeten rijden. 

Dat is het laatste wat een doodzieke hond wil, dat gezeul.

Annus horribilis 2023 - De laatste stuiptrekking van de schrijvende aap Don Arturo (14)

RIP JAMBA
12 april 2011 Asuncion, Paraguay - 12 april 2023 Praia dos Cavacos, Portugal

Dinsdag 4 april

Drymen, Schotland. Acht dagen niet gedronken en gerookt. 

Met tegenzin bezocht ik met mijn uitgever Otto de stokerij van Bushmills in Ierland, de oudste ter wereld. Ik moest  bijna kotsen toen ik  een groepje kerels om 10 uur ‘s ochtends de zogenaamde oer-whiskey (whiskey, niet whisky, want we waren in Ierland) zag “proeven”.  

In mijn drinkend bestaan slobberde ik trouwens bij voorkeur Laphroaig en Ardbeg Corryvreckan, fijne Schotse whiskeys. Tip van Tuur: in Gibraltar zijn die een stuk goedkoper dan in Spanje en Portugal en de omweg waard. ‘Omfietswhiskey’, om Nicolaas Klei te parafraseren. 

De inner nazi in mij maakt het mogelijk om radicaal met alles te stoppen, van de ene op de andere dag. Gewoon even de knop omdraaien. Alleen de aanloop naar geheelonthouding is lastig en duurt vaak wat lang, maar als ik eenmaal de smaak te pakken heb, kan zo’n fase van geheelonthouding makkelijk een jaar duren. Mijn vorige abstinentie duurde een jaar en toen reisde ik nota bene maandenlang door Zuid-Amerika. Lekker ontgiften met antioxiderende fruitsapjes in Brazilië, Bolivia, Peru en Colombia. Daar zat ik dan, op een hotelbalkon in Cali, superclean. Op straat krijsende commerciële sekswerksters, kwetterende Afro Zuid-Amerikanen sirenes, brekend glas en dronken en beroofde toeristen die als zombies over straat zwalkten. In de jaren tachtig had ik dag en nacht schoon volk over de vloer in  mijn huis aan de Nieuwezijds Voorburgwal (voor de kenner: tegenover seksbioscoop Diana en schandknapenclub Why Not).  Iedereen mocht daar chinezen, spuiten en snuiven, bij de warme kachel zitten en gratis soep slurpen, als ze mij maar een puntje bruin en/of wit gaven. De jaren tachtig en negentig waren één lange roes. De man van met de hamer kwam pas toen mijn relatie van vijftien jaar stukliep en ik in de Jellinek terechtkwam. Eerst voor drank, later voor drugs. Ik hou er niet van als pipo’s in mijn ziel gaan peuteren en brak dan ook niet uit mijn pantser. De pijn, de tranen en het verdriet kwamen pas toen ik alles op ging schrijven en dat bleek nog goed te verkopen ook, en al helemaal in combinatie met mijn alter ego: grumpapotomu**s. De boze, chagrijnige blanke man op leeftijd. W.C. Fields

In het Winnock Hotel in Drymen borrelt alles weer naar boven en kan ik smakelijk lachen om al die ellende. Water onder de brug. Mijn kamer kijkt uit op een enorme schoorsteen, die als afzuigkap voor de hotelkeuken functioneert. Attenooije, wat een stank. Oud frituurvet: de lucht van Ierland en Groot-Brittannië. In elke stad en op elk bus- en treinstation hangt dezelfde gore meur, gemengd met de stank van vis. Kennelijk vinden de inheemsen dat lekker en vertrouwd. In de pub van het hotel -  hoogpolig tapijt, behang aan de muur, geweien, kachels in de hoogste stand, een man in een kilt en een orgeltje zingt Schotse liedjes, onderbroken door dijenkletsers waar niemand om lacht - waart de dood rond, alleen weten de aanwezigen dat nog niet. Het is precies die scène in the Meaning of Life van Monty Python: part VII, Deat**h*. *

Onder de douche begin ik zowaar te zingen, en dat is een goed teken. Een zeer aanstekelijk liedje van Lou Reed en John Cale, van het album Songs for Drella. De vrolijke Tuur is terug!

When you're growing up in a small town

When you're growing up in a small town

When you're growing up in a small town

You say no one famous ever came from here

When you're growing up in a small town

And you're having a nervous breakdown

And you think that you'll never escape it

Yourself or the place that you live

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.