achtergrond

Geenstijl

Anekdote. Een Chevrolet Caprice, de Ghostbusters theme song, en een overleden non zonder benen

Luchtige tragiek in tijden van triage

We zitten binnen, we mogen niks, en overal waar je klikt lees je over zorgen, ziekte en de dood. Tijd voor een biertje en een goed verhaal. Persoonlijke anekdote schrijver dezes, als aansporing om je eigen raarste verhaal in de panelen te delen.

Het grootste deel van het eerste decennium van deze eeuw werkte ik bij een taxibedrijf op mijn geboortegrond in West-Brabant. Dat bedrijf heeft een uitvaartservice, en als er één door verdriet en droefenis gedomineerde sociale sector is waar ontzettend veel te lachen valt, is het wel de uitvaartbranche. Nee, niet uit disrespect - maar om te kunnen verwerken waar je mee bezig bent: dode mensen, en de rouwverwerking van hun nabestaanden. 

Het taxibedrijf had een zogenaamde 'overbrengdienst'. Als er iemand overleed, moesten die (altijd in tweetallen) gebeld worden om met een rouwwagen de overledene op te halen op huisadres of in het verzorgingshuis, en naar het mortuarium te brengen waar ze gewassen en verzorgd werden voor een eventuele avondwake en de uitvaart. Omdat ik vaak op (weekend-) nachten mijn diensten reed, rolde ik ook in dat team omdat er dan 's nachts één iemand minder uit bed gebeld hoefde worden. 

De eerste keer zal ik nooit vergeten: het ophalen van een hoogbejaard frêle vrouwtje deed me niet zo veel. Op de brancard, in de auto, bijna een zakelijke handeling. Het was na aankomst in het mortuarium, waar mijn ervaren collega naar een deur wees en zei 'Doe even open, ze moet daar in' en ik ineens in een koelcel met vijf lijken stond, in verschillende staat van verzorging: van poedelnaakt tot volledig gekleed en opgemaakt. En ja, teenkaartjes. Daarna moest ik buiten toch even vijf Marlboro-minuten bijkomen in het besef welke onschuld me zojuist was afgenomen.

Daarna heb ik nog tientallen mensen "overgebracht". Overigens nooit echt tragische gevallen (jonge mensen, zelfmoord of treinspringers), daar hadden we beter getrainde mensen voor. Maar wel heel veel hoogbejaarden, uit zorg- en ziekenhuizen. Wist u dat in veel ziekenhuizen de dode mensen in de centrale keuken één koelceldeur verderop van het ziekenhuisvoedsel worden gelegd? Architectonische logica, waardoor ik in het Liefkenshoekziekenhuis in Bergen op Zoom wel eens oog in oog stond met een heleboel hangende hammen. Verkeerde deur, sorry. Bij het wegrijden reed ik met zo'n enorme Amerikaanse rouwwagen het paaltje van de slagboom uit de grond. De kok stond tweemaal gierend van het lachen achter het raam.

Dat overbrengen gebeurde meestal niet met de sjieke rouwwagens trouwens, die werden schoon en strak gehouden voor uitvaarten. Dat overbrengen ging met een Mercedes Vito-busje of een stokoude Volvo 850, die eigenlijk net te kort was, waardoor je soms nog wel eens met je elleboog tegen het hoofd van de op een brancard ingesnoerde overledene stootte als je de onwillige automaathendel naar 'D' moest dwingen. Sowieso was het altijd spannend of die Volvo niet zelf óók zou overlijden tijdens zo'n ritje.

Dit is allemaal geen grootspraak over lachen met lijken. Integendeel - dit is het soort herinneringen dat hoort bij de humor die aan rouwverwerking verwant is. Ook andermans rouw: Zelfs als je een dood dametje van 96 opgehaald hebt van een gesloten afdeling waar de dolende demente geesten hun laatste jaren uitdienen, en de opluchting van de aanwezige familie voelt dat oma eindelijk rust heeft (en zijzelf daarmee ook), moet je zelf na afloop even afreageren. Soms met morbide humor. Soms achteloos, omdat doodgaan ook maar de gewoonste zaak des levens is. 

Zo ben ik nooit vergeten hoe een vrouwelijke collega en ik op een bloedhete zomerdag in een Amerikaanse rouwwagen zaten, ramen omlaag want de airco was kapot. Allebei een peuk op de lippen, luid meezingend met een of andere ouwe hit op Radio Veronica, gesloten kist met een overleden hoogbejaarde non achterin. Totdat ik naar links keek bij het stoplicht, waar zo'n klatergoud-metallic Renault Mégane II naast ons stond. Aan boord een jong gezin van vier, starend, viermaal met wijd open mond waaruit het afgrijzen onze richting op ademde. Het is lastig uit te leggen.

Het moet rond 2004 of 2005 geweest zijn, exact weet ik het niet meer, waar ik mijn lievelingsherinnering aan het leuren met lijken heb opgedaan. We moesten naar het Sint Anna Klooster in Oudenbosch, om een overleden non te kisten, zoals dat heet. In de meeste kloosters wordt de lijkverzorging van de broeders of zusters nog in eigen huis gedaan, en hoeft de overledene dus niet op een brandcard onder een zeil eerst naar het mortuarium.

Om die reden vertrokken we dus niet met Volvo of Vito, maar met een Chevrolet Caprice Estate, een model zoals afgebeeld op de foto boven dit topic. Vond ik heerlijk, want het was altijd een genot om op zo'n Amerikaans vliegend tapijt met te veel cilinderinhoud (4.3 liter) en slecht overgebracht vermogen (slechts 140 pk) door de regio te rijden. Normaal gesproken stond de muziek altijd uit - respectvol en zo - maar alleen al omdat deze wagen een antenne had die elektrisch uitschoof zodra je de radio aan klikte, kon ik het niet laten om het ding toch aan te zetten.

Vlak voordat we onder de toegangspoort van het kloosterterrein door zouden rijden, kwam het enige bekende nummer van Ray Parker Jr. op de radio. 

If there's something weird
And it don't look good
Who you gonna call?
Ghostbusters!

I ain't 'fraid of no ghost
I ain't 'fraid of no ghost

Ja zeg het maar hoor: 'Godverdomme wat kinderachtig', maar de combinatie van klooster, Chevy Caprice en het collecteren van een gekiste non gaven me een slappe lach zoals zelden tevoren. Hikkend, snikkend en met het snot uit de neus draaide ik de kloosterplaats op. We waren al laat en mijn geamuseerd-geïritteerde vrouwelijke collega draaide de radio razendsnel uit en bezwoer me in de auto te blijven totdat ik mezelf weer bijeen geraapt had voor de toch wat plechtige handeling van het in een lijkkist tillen van een opgebaard nonnetje. Zelf had ze overigens ook een momentje nodig voor ze zichzelf in staat achtte naar binnen te lopen.

Het kostte mij zeker drie volle minuten om mezelf tot rust te brengen, alvorens ik naar binnen ging in het kapelletje waar we werden opgewacht door moeder overste, die gelukkig niets in de gaten had. In een ruimte waar de zon door glas in lood scheen en met kaarsen werd bijgelicht, lag de hoogbejaarde overledene vroom opgebaard, met gevouwen handen. Het rook naar een combinatie van  wierrook en de mij inmiddels bekende geur van de vreedzame dood. In mijn hoofd klonk nog steeds de soundtrack van Ghostbusters en ik moest al mijn zintuigelijke zeilen bijzetten om mezelf in de plooi te houden.

De kist werd er bij gereden, naast de non. En toen zag ik het. Normaal gesproken pakt de een de overledene onder de schouders, en de ander onderaan de bovenbenen, net boven de knie. Op die manier is het een simpele tilhandeling om een levenloos lichaam op de tel van drie op te pakken, en met een soepele beweging 50 centimeter opzij te bewegen, op de brancard of - in dit geval - in een kist.

Maar deze non had geen benen meer. Een dubbele volledige amputatie, uit een tijd dat suikerziekte zich nog niet zo makkelijk met medicijnen liet reguleren. Er was geen andere optie dan de kist op de grond te zetteen, met twee voeten in de kist te gaan staan en me, onderwijl mezelf vanwege deze nieuwe absurditeit hevig verzettend tegen een opnieuw aanzwellende golf van slappelacherige meligheid, voor te bereiden op de fysieke handeling die ik moest gaan verrichten, om de aanstaande herinnering te schrijven die als een spreuk op een grafsteen in mijn geheugen is gebeiteld:

Ik heb in een kloosterkapel wel eens een morsdode non bij d'r kont gegrepen.

Nou jullie weer.

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.