Topbestuurders zijn klootzakken. Allemaal
Nederland was tot voor niet zo lang geleden een bloeiende economie met grote financiële reserves, zowel institutioneel als individueel. Het was een land van zekerheden, vangnetten en voorzieningen, nagenoeg vrij toegankelijk voor Nederlander en Nieuwe Nederlander. Maar toen kwam de crisis en toen bleken al die voorzieningen niet zo houdbaar en vanzelfsprekend als we decennialang klakkeloos aangenomen hebben. Het schoolgebouw is een rotte keet dat door een vernisje van (duurbetaald) imagobeheer overeind gehouden wordt. De ziekenboeg blijkt een onbetaalbare illusie waar geen enkel bedrag aan eigen risico enige realiteit tegenover kan zetten. De huizenmarkt is een twijfelgeval tussen sociale sloop en particuliere renovatie. Mobiliteit is gestrand op overvolle netwerken aan de ijzeren zijde, en milieunormen en absurde accijnsdruk op de geasfalteerde route. Privatisering van voorheen publieke monopolies maakt de problemen alleen maar groter en vooral veel zichtbaarder: op sociaaldemocratische fundamenten gebouwde instituten laten zich niet plots kapitaliseren in een open markt. Maar 1 groep mensen overstijgt al dit leed: degenen die de 