achtergrond

Geenstijl

Banken uit elkaar! VWO Examen Nederlands

cohenwilders.jpg Tekstfragment 1: Onderstaand fragment viel te lezen op internet, pal voor de verkiezingen in 2010. Met stijgende verbazing volg ik de verkiezingsdebatten op tv. De grote verrassing is voor mij niet Mark Rutte of Emile Roemer, maar de kandidaat van een andere partij. Deze voorman heeft een geheel nieuwe debattechniek geintroduceerd: het hakkelen. Veel mensen kijken met kromme tenen toe hoe hij dat doet. Het begint met een vraag die feitelijke dossierkennis betreft. Dan zie je hem enkele seconden verwilderd voor zich uit kijken. Vervolgens erkent hij ruiterlijk dat hij de betreffende gegevens niet paraat heeft: eigenlijk een doodzonde in de debattechniek, want dat moet je nooit doen natuurlijk. Je hoort dan gewoon een heel ander verhaal af te steken en en passant op te merken dat het wel ongeveer zus en zo zal zitten met die cijfers, maar dat dit niet de cruciale kwestie is waar het om draait. Maar deze partijman is eerlijk. Veel te eerlijk als je het mij vraagt. En toch is deze wijze van opereren briljant te noemen. Want het echte wapen wordt door hem hierna pas in stelling gebracht. Als hij na zijn excuus voor zijn onwetendheid alsnog een antwoord gaat formuleren, doet hij iets nieuws, iets wat ongehoord is voor een doorgewinterd politicus. Hij gaat hakkelen.
Deze strategie werkt als een tierelier. Zijn onvermogen in het debat heeft mij de schellen van de ogen doen vallen. Het gaat helemaal nergens meer over in de televisiedebatten. Wat we nodig hebben, is dus iemand die daar eigenlijk niet aan mee wil doen, iemand die faalangst krijgt tussen al dat onzinnige gekissebis. Dat is pas echt. De echtheid straalt ervan af. Dat gehakkel maakt deze spreker tot een onweerstaanbare televisiepersoonlijkheid. Hij breekt wat je noemt dwars door het scherm heen rechtstreeks de huiskamer in. Ik voorspel dat over een paar jaar door mediadeskundigen zal worden beweerd dat deze historische verschijning van een hakkelende premierkandidaat het begin van het einde heeft gemarkeerd van het verkiezingsdebat op tv. De formule werkt niet meer. In Amerika zijn ze ooit gaan denken dat je verkiezingen kunt winnen door een goede debatperformance voor de tv-camera. Die mythe is een halve eeuw geleden ontstaan toen John F. Kennedy de verkiezingen won van de gedoodverfde winnaar: Richard Nixon. Er is nadien een reeks van boeken verschenen over hoe dat debat is verlopen. Nixon zat te zweten en Kennedy niet. Nixon had zich niet geschminkt en Kennedy wel. De Amerikanen luisterden helemaal niet naar wat deze beide heren zeiden, maar ze zagen hoe ze het zeiden. Het ging om het uiterlijk, niet om de inhoud. Dat was het begin van de mediacratie. Wie wint voor de camera is de winnaar. Nu is deze wet omgekeerd. De twijfelaar gaat winnen omdat hij verliest voor de camera. Er is een nieuwe mediawet ontdekt: the loser takes it all. naar: Huub Mous Tussen de zoekende spreker uit de tekst ‘Pleidooi voor onzekerheid’ en de hakkelende spreker uit het fragment zijn verschillen en overeenkomsten aan te wijzen aangaande hun gedrag in het debat. 3p) VRAAG 18: Noem eerst een belangrijke overeenkomst, en noem dan een belangrijk verschil tussen deze twee sprekers. Zowel in de tekst ‘Pleidooi voor onzekerheid’ als in tekstfragment 1 worden direct en indirect een aantal kenmerken genoemd waaraan hedendaagse deelnemers aan het publieke debat menen te moeten voldoen. 3p) VRAAG 19: Noem of herleid uit de tekst ‘Pleidooi voor onzekerheid’ twee van zulke kenmerken en uit tekstfragment 1 een. “De twijfelaar gaat winnen ...” (voorlaatste regel tekstfragment 1) 1p) VRAAG 20: Op welk type argument is deze bewering gebaseerd? Op een argument op basis van A) een algemeen waardeoordeel. B) een onderzoek. C) een vermoeden. D) feiten. Opgaven Bijlage Correctievoorschriften

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.