achtergrond

Geenstijl

Hans Jansen - Godsdienst/geloof

hj.png‘Welk geloof keurt zulke misdaden goed?’ is de vraag waarmee onze postmoderne goedmenslandgenoten worstelen als ze horen over de moorden bij Charlie Hebdo. Maar dat is niet de juiste vraag. De juiste vraag is of een godsdienst zulke daden kan voorschrijven. Nu, de officiële islamitische gedragsleer wordt door beroepsmoslims vastgelegd in de sharia. Die sharia eist dat moslims een straf uitdelen aan mensen die de profeet van de islam beschimpen. De juiste straf daarvoor, leert de sharia, is de dood. Misschien kunt u zich niet voorstellen dat er mensen zijn die zulke dingen voorstaan, maar het is te controleren in de handboeken van de sharia die overal te vinden zijn. De islamitische kwestie die over Europa hangt, zal nooit opgelost worden als de oplossers het verschil niet kunnen zien of horen tussen ‘geloof’ en ‘godsdienst’, want dat onderscheid hebben we nodig om er qua begrip uit te komen. Het onderscheid geloof/godsdienst is geen elitair woordspel. Het is een praktische kwestie. Je kunt in het Nederlands heel goed zeggen ‘godsdienstige liederen’. Daar kunt u zich iets bij voorstellen: psalmen, gezangen en kerstliedjes.
Maar ‘gelovige liederen’, dat kan niet, daarvan voelt u meteen dat er iets aan mis is. Hetzelfde bij feesten: ‘gelovige feesten’ is wartaal, maar bij ‘godsdienstige feesten’ kan iedereen zich wat voorstellen: Kerst, Slachtfeest, Pinksteren. Talen die door moslims worden gebruikt, maken hetzelfde onderscheid tussen ‘geloof’ en ‘godsdienst’ als in deze twee voorbeelden. Ze lenen daarvoor meestal Arabische woorden: iemaan voor ‘geloof’, en dien of diyaana voor ‘godsdienst’. Moet u na ‘taqiyya’, ‘fatwa’ en ‘halaal’ er al weer islamitische Arabische termen bijleren? Nee, niet doen. Gewoon in het Nederlands het onderscheid maken. Geloof gaat over opvattingen die je niet kunt controleren, zoals ‘de hemelen verkondigen Gods eer’, ‘Mohammed is Gods gezant’, of ‘Jezus is Gods Zoon’. Godsdienst gaat uiteraard ook over geloofsopvattingen, maar om veel meer dan dat alleen. Geloof is onderdeel van een godsdienst. Misschien een interessant of bizar onderdeel, juist vanwege die oncontroleerbaarheid – maar niet meer dan een onderdeel. Godsdienst gaat behalve over geloof ook over een lange lijst van tastbare aardse zaken: liederen, feesten, kleding, haardracht, gedragsleer, armenhulp, ruzie in de kerkenraad, abortus, welke imam erken je, onderwijs, hoofdbedekking, euthanasie, de grammatica van het heilig boek, ziekenverpleging, celibaat. Godsdienst wil antwoorden geven op de vragen die samenhangen met alles wat er op zo’n lijst staat. Per godsdienst verschillen niet alleen de antwoorden maar ook de lijst van vragen. Net als ‘oorlog’ is ‘godsdienst’ niet een ding maar een verzamelnaam, en wel voor een menigte aan activiteiten. Er zijn oorlogen die goed zijn, bijvoorbeeld die ter bevrijding van Europa van het Nazisme, en er zijn oorlogen die dat niet zijn. Je kunt niet alle oorlogen over een kam scheren. En ook niet alle godsdiensten. Er zijn godsdiensten die slecht en kwaadaardig zijn, bijvoorbeeld omdat ze, zoals die van de Azteken, om massale mensenoffers vragen. Vanuit zichzelf bekeken is elke godsdienst goed. Dat heeft een gevolg: godsdienstig gedrag afkeuren (‘ik ben geen Azteek en ik ben tegen mensenoffers’) impliceert een voorafgaande godsdienstige keuze, en wel, in dit geval, tegen de Azteken. Het impliceert geen aansluiting bij de een of andere godsdienst, naar wel een afwijzing van opdrachten die door een godsdienst zijn gegeven. Zo’n afwijzing is een godsdienstig standpunt. Westerse politici achten zich niet bevoegd hier een knoop door te hakken: het gaat immers om godsdienst. Het Westen verwacht al eeuwenlang van de regeerders strikte godsdienstige neutraliteit. Het probleem van de knoopnietdoorhakkers is dus begrijpelijk, het kost ze moeite godsdienstige standpunten aan de kaak te stellen, maar over geloof hoeven ze niets te beslissen – over godsdienst en godsdienstige voorschriften daarentegen des te meer. Vaak niet in positieve maar in negatieve zin: het verbieden van een massaal Azteeks mensenoffer zou ook een Pechtold geen moeite moeten hoeven te kosten. Een jihad-oorlog voeren, vasten, bidden of op kruistocht gaan, het is allemaal godsdienstig gedrag. Maar godsdienstig gedrag is net als ander gedrag niet altijd te tolereren. Heeft een regering, een politieke partij of een burger, het recht bepaalde vormen van godsdienstig gedrag af te keuren of te willen voorkomen? Antwoord: Jazeker. Een godsdienst kan immers bevel geven dingen te doen die anderen afkeuren omdat ze er last van hebben. Mag een regering ook een geloof bestrijden of afkeuren? Antwoord: Nee, geloof valt onder de vrijheid van mening. Van eenzijdig godsdienstig gedrag als sharia-wraakexpedities of jihad-oorlogen hebben wij last. We willen daar niet bij betrokken worden, zulke kwesties horen nu eenmaal niet in ons leven thuis. Maar helaas, er komt vanzelf een punt waarop ook religieus volstrekt neutrale politici ondanks zichzelf wat de jihad-oorlog aangaat gedwongen zullen worden te kiezen tussen capituleren of terugvechten.

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.