achtergrond

Geenstijl

GS Repo - Ebru ontmoet vluchtelingen in Kusadasi

ebruheader.jpgKusadasi moet wel de lelijkste badplaats van Turkije zijn. De baai waar gedurende de periode april – november dagelijks cruiseschepen van het kaliber Celebrity en Symphony in veelvoud aanmeren, wordt omringd door betonnen gebouwen. De een nog lelijker dan de ander. Er is niets lievelijks aan Kusadasi: de bebouwing is kut, de middenstand is onbeschoft, de stranden overvol en de toeristen pauper. En toch woon ik er. Want ooit, een jaar of veertig geleden, was het er top. Kusadasi was een visserdorp waar vanwege die haven, toeristen bij de vleet aanmeerden om naar het twintig kilometer verderop gelegen Efese te gaan. Er waren twee hotels, op de kop van de baai en aan het einde. De thuishaven van de Love Boat en Turken vergaapten zich aan toeristen en toeristen kochten goud per kilo. Letterlijk per kilo, of strekkende meter. Mijn ouders kochten een appartement in wat destijds verweggistan genoemd werd: aan de kop van de baai. Er lag een plan om een jachthaven tegenover dat appartement te bouwen. De locals haalden hun schouders op. Whatever. Een jachthaven 800 meter van het centrum; je zou wel gek zijn om daar te gaan wonen. Of je bootje er neer te leggen. Veel te ver weg.
2kusakl.JPGDat in veertig jaar tijd, en eigenlijk zelfs al twintig, die jachthaven tot het centrum zou behoren en de akkers en bergen tussen de kop en het einde van de baai bebouwd, had niemand willen geloven. Dat de bevolking van 40.000 naar een half miljoen en meer zou groeien ook niet. Iedereen die er nu komt, zegt één ding: wát een puinzooi. En toch heeft de stad –het is allang geen vissersdorp meer - een magische aantrekkingskracht op Turk en toerist. De goudboeren zijn vervangen door nep-merktassenverkopers (crisis hé?) en de lekkere Turkse restaurants door hippe tenten met een Tripadvisor-rating waar je vooral niets van moet geloven; maar de toeristen komen. Dankzij Efese. hoisamos534.jpgTegenover Kusadasi ligt Samos. Het is vijf kwartier met de boot maar er blijken tegenwoordig Fast Ferry’s te zijn: in drie kwartier naar de EU. De Turken en Grieken in Kusadasi zijn één pot nat. Het gaat te ver om de Turkse geschiedenis erbij te pakken maar een groot deel van wat in Kusadasi woont, heeft een etnische oorsprong in Griekenland. Je kunt ook naar Samos zonder visum (naar al die eilanden tegenover Turkije trouwens, al naar gelang of je Turks of Grieks bent is de houding ‘that shore is ours anyway’) of naar Turkije met een verlopen Europees paspoort. Die boot terug vertrekt toch niet zonder jou. Kusadasi is, ondanks wat de mopperende middenstand zegt, rijk. Crisis of niet, die boten komen. Die toeristen komen. Alles in Kusadasi draait om geld, die lui hier hebben maar één doel in hun leven: jouw euro’s uit je zak kloppen. En de beveiliging van het dorp – een ‘local’ als ik noemt dit nog steeds een dorp hoewel het aantal inwoners in de zomer dat van Amsterdam overtreft - is onzichtbaar maar goed. Die verhalen over vluchtelingen naar Griekenland vanuit Turkije waren ook precies dat: verhalen. Andermans werkelijkheid. Kusadasi was, ondanks de ligging tegenover Samos, totaal niet interessant. Tot mijn grote opluchting. Vluchtelingen op je strand, wie wil dat? Ik niet. IMG_1649kl.JPGMaar dan ben je weer terug van weggeweest sinds september jl. Geen vuiltje aan de lucht. In september. En struikel je in oktober tijdens je rondje berg over Syriërs. OMFG ze zijn écht? Hele gezinnen op straat. Met kleine kinderen, baby’s zelfs – precies zoals mijn oom in Izmir vol walging vertelde: “Turkije heeft genoeg aan z’n eigen paupers, we hebben die lui niet nodig. Bovendien hebben ze allemaal baby’s op hun arm. Ze leven op straat, waar zien ze toch kans om te copuleren en baren?!” Ja, de Izmir-elite doet in bijdehand- en gastvrijheid echt niet onder voor ons. Na mijn rondje berg zitten ze er nog steeds. ’s Avonds ook. En de volgende ochtend, nadat je ’s nachts wakker bent geworden van de kou – damn, het wordt ook winter in Turkije – zie je ze weer. Hoe zijn die lui in hemelsnaam die koude nacht doorgekomen? Ik heb een kruik gemaakt en een vest aangedaan, die vluchtelingen hebben geeneens een dak boven hun hoofd. Een fractie van een seconde overweeg ik mijn moeders bontjas te doneren maar aangezien dat mij toch een aanzienlijk deel van de erfenis zou kosten (nou ja tenminste een standje), toch maar niet gedaan. Waar ik de katjes die ik tegenkom tijdens mijn rondje berg aanhaal, mee speel en overweeg naar Nederland te importeren, weet ik niet half waar ik moet kijken bij de aanblik van deze gezinnen. Dit zijn vluchtelingen: vies, mager, bedelend, doffe blik in de ogen. ebrupoes.JPG Maar wie zegt me dat het geen neppende Turken zijn? Kusadasi trekt teveel bedelaars, van die vette obese bedelaars die met een kind op de arm om centen vragen. Mijn Koerdische buren weten dat het geen Turken zijn: ‘dat zie je toch!’ lachen ze me uit. Zoals de Nederturk de Nedermarokkaan herkent, herkent de Koerd de Syriër. Mijn buurmeisje heeft nog een observatie: ‘Ebru abla, die (Turkse) bedelaars hebben slapende baby’s op hun arm. Heb je ooit zulke rustig slapende baby’s gezien? Ze krijgen morfine toegediend, dat bedelt wat makkelijker. Die Syrische kindjes zijn klaarwakker. Let er maar ‘ns op.’ Smart thinking. Voor de zekerheid vraag ik haar of ze ook de Koerd van de Syriër kan onderscheiden. Hoongelach is mijn deel. Natuurlijk! Heus Ebru abla, het zijn Syriërs. Ik durf ze niet aan te spreken. Op mijn hoofd prijkt een zonnebril twv een overtocht naar Europa (the going rate is laag tegenwoordig maar toch) en de gympen aan mijn voeten schreeuwen om aandacht. Mijn sieraden liggen thuis – op advies van juweliers draagt geen enkele vrouw in Kusadasi sieraden. Je zou maar naar huis gevolgd worden. Ik schaam me om ze aan te spreken. Ik schaam me dat ik katjes wil voeden en deze mensen wantrouw. Ze maken dat ik me ongemakkelijk voel – ik neem ze dat eigenlijk best wel kwalijk. Dit is mijn leefomgeving waar zij mij ongemakkelijk doen voelen! Dit zijn de mensen die ik ken uit oorlogsfilms: vluchtelingen waarvan iedereen wil dat ze oprotten. Tegelijkertijd zie ik aan alles: dit zijn vluchtelingen. Arm en verdreven. Laag opgeleid – die gasten die zich bij ons melden zijn álles behalve vluchteling. Het zijn gelukszoekers – waar niets mis mee is maar niet onder het mom van vluchteling. Het zijn mannen. Dit zijn gezinnen. Met kinderen; kleine wakkere kinderen. 1gezinkl.JPGEn dan doe ik het. Terug naar huis van het rondje berg zet ik mijn schaamte opzij en kniel ik neer bij het eerste gezin dat op een deken zit, vlak bij de Migros – de lokale Albert Heijn. Vader, moeder, kind op schoot. ‘Ik heb er nog twee,’ zegt hij. Eentje speelt op het grasveld bij Migros. ‘De ander is bij néné – oma.’ Ze komen uit Aleppo, het zijn Turkmenen. Hij spreekt belachelijk goed Turks – vloeiend Turks @fgeerdink zoals ik het niet spreek. Met een megadik accent dat soms lijkt te verminderen – of ben ik wantrouwig? Ze zijn uit Istanbul hierheen gekomen en willen uiteindelijk naar Europa: ‘Daar zorgen ze voor ons. Burda bize sahip cikan yok.’ Ja vertaal dat maar eens. Iets als ‘Hier ontfermt niemand zich over ons.’ Mensen die willen dat een ander zich over ze ontfermt, ik kan er niets mee. Het is niet mijn wereld. Maar ik moet oppassen niet af te haken. Wat voor werk deed je Aleppo? Hoe lang ben je al hier, waar is je familie, waarom denk je dat ze in Europa wel op je zitten te wachten? De man is schilder, hij wil best werken maar het verdient zo slecht. Ja want schilders verdienen de wereld in Europa wil ik spottend zeggen maar dat kan ik niet – cynisme behoort niet tot mijn Turkse taalvaardigheid. Zijn tijdlijnen kloppen niet, het ene moment is hij een jaar in Istanbul, dan is hij acht maanden geleden uit Aleppo vertrokken. Zijn vrouw spreekt slecht Turks, zeg maar niet. Ze heeft geel haar met uitgroei. Ze kijkt me niet aan – ergens voel ik me in de maling genomen en ik weet niet of dat mijn Europese wantrouwen is of dat het werkelijk zo is. En waarom is hij niet zelf bij néné – de oma waar zijn andere kind bij is - als hij hier familie heeft? Een dank boven zijn hoofd dus? Hij haalt zijn schouders op. Hoe oud ben je eigenlijk, vraag ik. Vijfentwintig. Drie kinderen? kindjes534.JPGHet kan, ja het kan. Uit automatisme vraag ik haar leeftijd. 21. Natuurlijk, het kan. Drie kinderen. Die op het grasveld speelt is zeker vier, vijf. ‘Was je er jong bij,’ zeg ik. Nou ja, ik zeg iets wat erop lijkt. Ze lacht, soort van betrapt. Ze heeft me goed begrepen. Nee, ze hebben geen geld, geeneens geld voor luiers voor de baby en hoe die overtocht betaald moet worden weten ze niet. Iemand zou ze zogenaamd gratis overzetten naar Samos maar die was nog niet op komen dagen. Gratis? Gast, dit is Kusadasi! Hier wordt niet Allah, maar geld aanbeden, wil ik zeggen maar dat lukt me niet in het Turks. Gelukkig is Allah nooit ver en komt er iets uit als dat die man een wit voetje bij Allah wilde halen – Allah rizasi icin – hallo @fgeerdink vertaal dat ff wil je, mijn Turks is redelijk atheïstisch! briefje.jpg Hij laat me zijn rijbewijs zien als bewijs dat hij uit Syrië komt: Arabische tekens met driver’s licence op de achterkant. Ik mag geen foto maken. ‘Ik heb geeneens geld voor sigaretten,’ zegt de man. Gelukkig. Sigaretten. ‘Hou ‘es op zeg, zou je niet eerst je kinderen voeden voordat je sigaretten koopt?!’. Het is me al eerder opgevallen dat als ik boos of verontwaardigd ben, mijn Turks opeens vloeiend is. En dan kijkt zij op: ‘Om de stress tegen te gaan.’ Als ik háár wat geld toestop, is mijn wantrouwen niet minder geworden. Maar ja. Ze hebben wel wat geld verdiend na dit gesprek. Wie zegt me dat dit geen bedelende Turken zijn die een accent aanzetten? En interessant wel: waarom heb ik medelijden met bedelende Syriërs en minacht ik bedelende Turken? (O ja ik minacht bedelaars, zeker die met een slapend kind op hun arm en twintig kilo overgewicht beweren geen geld te hebben om eten voor hun kinderen te kopen). bordeel.JPGAls ik ’s avonds naar het Hilton loop – pilates hé, het leven gaat gewoon door – is het aantal Syrische gezinnen niet minder geworden. Het wordt er niet makkelijker op, ik durf het niet! Die kinderen raken, echt iedereen heeft een kind op de arm. Waarom maken mensen kinderen als ze geen dak boven hun hoofd of werk hebben? En nee, dat is geen absurde vraag, kinderen kun je ook uitstellen. Ik besluit op de terugweg van pilates wat porties köfte te kopen en aan die gezinnen te geven als ik de moed bijeenraap om kinderen aan te spreken. Druktemakertjes, ze zullen niet ouder dan tien zijn, eentje draagt een kindje op de nek. ‘Abla we hebben helemaal geen geld, ook niet om luiers te kopen!’. Die luiers zitten de Syriërs wel dwars en voeden mijn wantrouwen – welk kind vraagt nou om luiers? Mijn voornemen om die köftes te halen verdwijnt als sneeuw voor de zon. Ze spreken belachelijk goed Turks, zonder accent deze keer. Kinderen leren snel, dat is zo. Ondanks dat ze er armoedig bij lopen, zien ze er weldoorvoed uit. Het verhaal is weer hetzelfde. Turkmenen. Aleppo. Istanbul. Ze zijn geen familie maar er zijn hier veel gezinnen. Hoeveel? ‘Vijftien, twintig. We slapen in het park.’ Als het concept ‘vluchteling uit Syrië’ niet zou bestaan, zou ik ze aanzien voor zigeunerkindjes (mag je dat eigenlijk zeggen?), elke zomer dalen de Roma neer in Kusadasi om vriend en vijand op te lichten met handlezen. En dan mag je hopen dat het daarbij blijft... Moet ik die kids meenemen naar de supermarkt en ze de boel laten uitkiezen? Het feit dat ze om luiers vroegen ipv eten maakt dat ik het niet doe. Ik geloof het gewoon allemaal niet. Of wil ik het niet geloven omdat ik me geen houding weet te geven? Na de pilates zijn ze verdwenen. Zoals de volgende ochtend alle Syriërs opeens verdwenen zijn. Zowel op de heen als terugweg van het rondje berg kom ik er geen een tegen. Hoewel ik opgelucht ben, baal ik ook. Er zit een stuk in de Syriërs – zoals in álles een stuk zit. Maar dan, als ik diep in de middag de schoonheidssalon uitloop, zie ik een gezin zitten. In de winkelstraat. Deze keer doe ik het anders: ik haal een fles water, chocola, kaas en brood. En kniel bij ze neer. Donkere mensen. Vies. Zij heeft een kindje op schoot, een andere loopt af en aan – hij blijkt drie te zijn, die kleine zet net zijn eerste stapjes. Dit gezin is al langer in Turkije. In Antep. ‘Gaziantep,’ zegt hij als hij de vragende blik op m’n gezicht ziet. ‘Ze haten ons daar, er zijn daar enorm veel Arabieren en wij zijn Turkmenen.’ En weer spreekt hij wél Turks, zij niet. Waar halen die gasten hun bruiden toch vandaan? In dit soort regio’s trouwen mensen onderling, je zou verwachten dat ze allemaal dezelfde talen spreken. Zijn familie woont in Antep en waarom hij daar niet is? ‘Abla ze haten ons daar!’. En je denkt dat dat in Europa anders is?! Hij haalt zijn schouders op. ‘Daar krijgen we een huis, en geld.’ O ja, gebraden kippetjes. Waarom moeten wij in Europa de onderkant van de samenleving onderdak bieden en vertrekken gelukszoekers toch allemaal richting Amerika en China? Een passerende Turk geeft hem een lira. Oh. Zo doe je dat dus, gewoon een lira, niet meteen twintig. Hij zegt nog iets als dat hij een woning voor ze heeft – redelijk creepy. Daarna loopt ‘ie weg – waarschijnlijk zit ik hem in de weg. Osman, de Syriër heet Osman, wil met de boot naar Europa. Ja er vertrekken boten hoor, ook uit Kusadasi. ‘1000 dollar voor het hele gezin.’ Jezus Holy fucking christ. A disaster waiting to happen. Ja, ik ben van de school ‘als het niets kost kan het niets zijn’ en zeg me: 1000 fokking dollar voor vier mensen, onder wie twee kinderen. ‘Je weet dat die boten omslaan en je zult sterven? En je kinderen ook?’ Hij haalt zijn schouders op. ‘De dood is beter dan dit bestaan.’ Je kunt het ook als enige overleven en drie lijken moeten begraven, zeg ik. Schouders. Ik geef de tassen met eten: ‘Aglamak yok cocuklarin ölürse.’ Gebiedende wijs voor: tranen verboden als je kinderen verdrinken. Zij kijkt me dankbaar aan. Hij haalt zijn schouders op.

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.