achtergrond

Geenstijl

Luuk Koelman: Een dag van respect

R.E.S.T.E.P.C.T toch??? Trots zijn op Nederland is terugkeren naar de VOC-tijd (Toch???). Maar behalve het martelen van slaven en het leegroven van verre vreemde landen is “respect” een van die dingen die deze prachtige tijd kenmerken. Respect voor de andere slavenhandelaren en voor jezelf. Daarom was het onlangs “Dag van respect” en draagt Gerrit Zalm voortaan een respect-button als hij voedselbanken bezoekt. Maar wat respect betekent in het leven van een columnist en vogeltjesspotter kan Luuk Koelman u beter vertellen. Eén ding is zeker: de maatschappij, dat is ook Luuk Koelman.
Elke dag een dag van respect Met mijn respectbutton prominent op de borst gespeld, zit ik in café Weemoed. Ik heb plaatsgenomen aan de bar en bekijk het schuim dat op mijn Palm rust. Ik leeg het glas, bestel er nog een en kijk rond. Geen bekenden. Evenmin de jongen die naast me zit en met zijn hoofd heen en weer schokt op het ritme van een nummer van U2. “Erg goed nummer. Erg goed,” mompelt hij voor zich uit. Daarna draait hij zijn hoofd naar mij toe. “Vind je ook niet?” Ik besluit hem eens goed te bekijken. Bovenop zijn hoofd schreeuwt een met gel geboetseerd kapsel dat authentiek hoofdhaar ook het elan van een toupet kan hebben. Naast hem ontwaar ik een op cellulitisbenen en naaldhakken wankelend vrouwspersoon. Ze heeft vegen rouge over haar gezicht die met een verfroller lijken aangebracht. “Mijn vriendin,” deelt het spermakapsel trots mee. “We kennen elkaar nog maar net. Een vrouw uit duizenden.” Veel erger kom je ze inderdaad niet tegen. “Wat was er in godsnaam mis met je oude vriendin?” vraag ik op goed geluk. “Eeeeh… Dit is dus Ellie, mijn níeuwe vriendin,” onderbreekt het spermakapsel me snel. “Hallo, ik ben Ellie,” zegt de vriendin. Ik negeer haar slappe handje. “Ellie…” herhaal ik en smak met mijn mond alsof ik haar naam probeer te proeven. “Ellie… Ellie… jaja, dat is een mooie naam.” Ik knik haar vriendelijk toe. “Weet je, als ik ooit een abrikooskleurige dwergpoedel neem, noem ik ‘m ook Ellie.” Er valt een wat ongemakkelijke stilte. “Wist jij dat achtennegentig procent van alle mannen masturbeert?” vraag ik Ellie. Ze trekt een afkeurende onderlip: “Nou, dan ben ik blij dat mijn vriend bij die twee procent hoort.” Het spermakapsel krimpt ineen boven zijn glas bronwater. “Sinds wanneer is jouw vriend impotent of anderszins niet bij machte zijn middelste been te mobiliseren?” vraag ik. Haar kaken trekken rood op. “Ach jij…” hakkelt ze. “Gefrustreerde types als jij denken alleen maar aan seks.” “Alle respect,” antwoord ik. “Maar als ik bij mezelf denk: ‘wat zit ik hier toch met een lelijk iemand te praten. Daar kan ik van mijn levensdagen geen stijve van krijgen.’ Ja, dan denk ik inderdaad óók aan seks.” Snel pakt ze de hand van haar vriend. Die zit radeloos naar zijn glas water te staren. “Kom mee, schatje.” Driftig hobbelt ze de deur uit, haar vriend achter zich aan trekkend. Ik zwaai hen vriendelijk en respectvol na, want zo ben ik. Vele uren later. De hemel is een kolossale zwarte deken met gaten erin. Ik loop door de bijna verlaten stad. Tik tik tik. Hoge hakken en kleine, felle pasjes. Op de stoep aan de overkant van een stil straatje loopt een meisje. Ik steek over. Het is een jong, mollig wicht. Ze stiefelt niet bijster soepel op haar naaldhakken. Hoe is ze erin geslaagd al die massa in een kokerrokje te persen? Ik tik haar voorzichtig op de schouder. Ze kijkt om. “Zou het u welbevallig zijn wanneer ik mijn roede toegang verleen tot uw schoot? Een financiële vergoeding mijnerzijds is daarbij geen enkel bezwaar.” Het wicht kijkt me vragend aan. “Watte?” “Wat moet dat kosten, een potje respectvol neuken?” schreeuw ik. Het kind lijkt te zat om te schrikken. “Wat denk je wel niet. Ik ben geen hoer!” “Klopt,” antwoord ik. “Die zien er een stuk welvarender uit.” Haar oogkassen vullen zich met airbags. Ik behoud mijn waardigheid, maar het kind begint plots hysterisch te gillen. Ze het op een wankelend rennen. Precies op de hoek van de straat verzwikt ze haar enkel en smakt op de grond. Haar hoofd klapt op het trottoir. “Ik heb je bijna ingehaald!” roep ik haar na. Een zenuwinzinking nabij krabbelt ze overeind en wankelt de hoek om. Ergens in de verte blaft een hond. Op de stoep ligt een half opengescheurde vuilniszak. Ik schuif de zak voorzichtig aan de kant – de maatschappij, dat ben jij – en neurie een liedje dat ik zelf verzin. Zoveel ontmoetingen achter elkaar. Heerlijk. Van mij mag elke dag een dag van respect zijn. Luuk Koelman

Reaguursels

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.