achtergrond

Geenstijl

Harris vs Peterson: The Best Game in Town

Maar wat gelooft Jordan Peterson nou eigenlijk zélf? Dat is een vraag die al vaker is opgeworpen, en het bleek ook de belangrijkste vraag in het debat tussen de Canadese professor en zijn ‘uitdager’ Sam Harris, maandagavond in de O2 Arena in London.

Zo’n tienduizend toeschouwers hoorden het twee uur durende duel tussen rockster-professor Peterson en hyperrationalist Harris bijna ademloos aan. GeenStijl was er ook en zag atheïst Harris als winnaar uit de ideeënstrijd komen. We weten nog steeds niet waar Peterson precies staat, behalve dat hij een hekel heeft aan zijn ‘inner happy Auschwitz guard’.

Kan gewoon vandaag de dag: een klinisch psycholoog uit Canada, een neurowetenschapper uit de VS en een moderator uit Engeland (Douglas Murray, die met zijn boek ‘The Strange Death of Europe’ een paar noodzakelijke noten kraakte over de gevolgen van de falende migratiepolitiek van de EU) die duizenden mensen naar een enorme pop-arena trekken om een inhoudelijk, beschaafd en diepgravend debat te voeren over religie versus ratio. Een behoorlijk maar verre van volledig gevulde concertzaal vol mensen die bedachtzaamheid prefereren boven clickbait, trage, lang uitgesponnen gesprekken boven vluchtige talkshows en een eerlijke discussie van intrinsieke ideeën boven een waan van de dag waar immer het zwaard van de politieke correctheid boven hangt. Pretty awesome, right?

De tegenvaller van de avond is dat Harris en Peterson min of meer drie keer hetzelfde gesprek voeren, waarbij ze via drie verschillende routes op steeds hetzelfde eindpunt belanden: Harris’ hardnekkige rationele (en wetenschappelijke) atheïsme en Petersons wat zweverige, maar diepgewortelde overtuiging van het belang van de eeuwenoude overlevering van grote (Bijbelse) verhalen. Uiteraard komen ze daar niet uit, maar pas bij de derde poging leidt het tot een echte botsing tussen de twee, waar Harris de punten scoort die hem de debatzege brengen.

**De sprekers: wie zijn dat eigenlijk?
**Hier toch even een introductie van de debaters. Niet iedereen zal ze kennen, en de context is wel relevant. Wie ze al wel kent, kan skippen naar de volgende tussenkop.

Jordan Peterson (@) klom naar faam omdat hij bepaalde marxistisch-linkse (SJW-) wetgeving over genderaanduidingen in Canada niet wilde volgen. Zijn claims dat het totalitaire waanzin is om een strafmaat te stellen op het verplicht gebruik van niet-bestaande genders, leverden hem een online roem op die nooit is afgenomen. Net als de online haat, uiteraard. Peterson is sinds die bewuste video’s ("Professor against political correctness", hier) uit geen enkele debatsessie, talkshow of podcast weg te slaan terwijl zijn haters (uiteraard bijgestaan door de mainstream media) proberen om de man met de Kermit-stem als "racist", "vrouwenhater" of zelfs als een soort kwaadaardige 'profeet van de blanke alt-right’ te framen. 

Die verwijten zijn een gevolg van de gretigheid van de klinisch psycholoog om over dominantiestructuren (al dan niet bij kreeften) te oreren, op Carl Jung geïnspireerde (religieuze en mythologische) archetypes als morele leidraad te schetsen, en van zijn krachtige pleidooien waarin hij mensen oproept om ‘hun kamer op te ruimen’ teneinde hun leven op orde te krijgen en wat van zichzelf te maken. Die roep resoneert - toevallig cq kennelijk - vaker bij mannen dan bij vrouwen, en die mannen zijn ook nog eens veelal blank want we leven nog altijd in een voornamelijk blank westen, ergo: Peterson is een racist die vrouwen haat. Zo werkt dat, in 2018, waarin luisteren naar ’s mans standpunten veel te ingewikkeld is als je iemand ook gewoon simpelweg als kwaadaardig kunt brandmerken. (Onze Spartacus is ‘a really smart child’, las zijn boeken & luisterde zijn podcasts wel, en had in januari dit fijne interview met de prof.)

De wisselwerking tussen Petersons profetisch-professoriale pleitstukken, zijn critici (en lasteraars) en de meme-waardigheid van de man hebben er echter wel voor gezorgd dat hij een (groeiend) publiek heeft dat eerder als volgelingen betiteld kan worden dan als (kritische) lezers, luisteraars of leerlingen. Peterson verkoopt een gevoel van moreel leiderschap bij zijn vertellingen, waarin hij als een begeesterde goeroe zelfhulp propageert aan zijn publiek aan de hand van de grote (Bijbelse) mythes. Vanwege een ziekte bestaat zijn dieet bovendien enkel uit vlees, zout en bronwater (zijn dochter blogt er over). Kortom, in korte tijd is Peterson uitgegroeid tot een archetype uit zijn eigen grote verhalen. De meeste mensen in de O2 lijken op de superheld-professor afgekomen te zijn - maar een superheld die in zijn eigen status gaat geloven, heeft ook zijn zwakke plekken.

Sam Harris (@) verkoopt geen grote verhalen, maar scheermesjes van het merk Ockham. De Amerikaanse schrijver, podcaster en wetenschapper vraagt zich vooral af waarom morele waarden en zingeving zo nodig aan religie opgehangen moeten worden: religie dicteert niet wat goed of slecht is, want rede en ratio zijn veel betere gereedschappen om een ‘goed mens’ te zijn. Andersom kan de groepsdruk van georganiseerde religie leiden tot machtsmisbruik, onderdrukking, geweld en (dus) tot morele deprivatie, omdat de mens nou eenmaal een makkelijk te beïnvloeden “biochemische pop” is. Harris’ pad naar wat hij predikt bestond, behalve uit zijn studie cognitieve neurowetenschap aan UCLA, uit geestverruimende drugs (XTC, LSD), jaren van meditatie en een leerschool bij vrienden als Christopher Hitchens en Richard Dawkins, met wie hij samen met Daniel Dennett de ‘Four Horsemen of New Atheism’ vormde (klassieke kijktip). Zijn meeste bekendheid vergaarde hij - helaas - echter toen hij in 2014 in de Real Time-talkshow van Bill Maher ruzie kreeg met Ben Affleck, de acteur die nogal dom overkwam toen hij Harris een “racist” en een “islamofoob” noemde nadat die de gevaren van de radicale islam puntig benoemde (video hier). 

In de O2 Arena in London bleek Sam Harris ook het kryptoniet van Jordan Peterson.

**Het debat: God versus Reason
**Astrologie, zo begint Harris in zijn openingszet, is in wezen ook een soort religie. Het is allemaal verzonnen, het biedt voldoende vage algemeenheden om op iedereen van toepassing te kunnen zijn, en het probeert mensen een voorspellend patroon te bieden waar ze zich aan vast kunnen klampen. Voor hoop, maar ook voor falen - je kan altijd naar de sterren wijzen voor schuld of soelaas. Maar het is bedrog. Astrologie is door mensen bedacht, en er is al lang aangetoond dat het onzin is. Waarom lukt dat met religie dan niet, zo vraagt de Amerikaan zich af.

Ho wacht even, riposteert Peterson. De huidige astronomie - een wetenschap - is ontstaan uit astrologie. Ooit waren mensen van mening dat er in de sterren en de sterrenbeelden ‘iets meer’ te vinden moest zijn. Dat begon met uit nieuwsgierigheid geboren aannames, die onderzocht werden. Bijgeloof is een bijproduct van wat een echte wetenschapsdoctrine is geworden. Petersons boodschap: je moet groots durven denken, op verkenning gaan, en daaruit volgt lering. Hij brengt dat echter niet als pleidooi voor de wetenschap, maar eerder als verdediging van religie: wie teruggaat naar zijn vader, en diens vader, en de vader daarvoor, merkt dat zijn eigen groei uit de overlevering tot stand is gekomen. Daar moet ooit, in den beginne, een oer-idee achter gezeten hebben. Oftewel: wie vaders op vaders stapelt, komt vanzelf bij de Vader - met een hoofdletter.

Harris kleedt uit, Peterson tuigt op. Maar wát tuigt hij precies op?

Er zit een storende factor aan dit debat. Hebben we, anno 2018 in het Westen, God namelijk onderhand niet een beetje ingehaald, zowel retorisch als ideologisch? Moeten we echt met tienduizend man (en heus wel een kwart vrouwen) toekijken hoe op dit moderne altaar, waar normaal pop- en rocksterren worden aanbeden, twee mannen (en Douglas Murray, die er helaas voornamelijk als zwijgende derde tussenin zit) een enigszins achterhaald religiedebat over het belang of de bullshit van de Bijbelse overleveringen voeren? 

Meermaals wordt een christelijke vertelling, door Peterson aangehaald als ‘bewijs’ van het belang van christelijke religiositeit voor de vooruitgang en (morele) ontwikkeling van een samenleving, door Harris weggewuifd met ‘dit argument kun je ook maken voor hindoeïsme of boeddhisme’, waarmee hij bedoelt dat het christendom als religie niet per definitie exceptioneel is, maar vooral dat een georganiseerde religie eerder een middel voor het opleggen van moraal is, dan voor het bepalen er van. Gek genoeg moet Harris Peterson er zelfs aan herinneren dat atheïstische afwezigheid van een god geen religieuze ideologische overtuiging is, en dat het moorddadige Stalinistische regime (als voorbeeld van een niet door religie gedreven repressief systeem) geen gevolg was van radicaal secularisme.

Natuurlijk, deze twee mannen zijn in staat om hun opvattingen en argumenten tot in jaloersmakend detail uiteen te zetten op een niveau dat in de media, maar vermoedelijk ook bijna nergens anders, ooit gehaald wordt. Maar de ‘oude koek’ van het onderwerp zorgt er voor dat het debat toch wegdrijft bij de ideologische inhoud en de gedeelde zoektocht naar een (wetenschappelijke, of toch tenminste eerlijke) consensus, en onbedoeld in de richting van een karaktertwist koerst. Als in: Peterson toont zijn karakter in de spiegel die Harris hem voorhoudt.

**De Geloofsvraag
**Een vraag die velen al langer bezig houdt, is wat Jordan Peterson zélf eigenlijk gelooft. Gelooft hij in Jezus? De Schepping? God? Nog nooit gaf hij daar een direct antwoord op en precies die vraag zorgt voor het moment dat iedereen naar het puntje van de stoel schuift. Als de heren voor de derde maal tot de kern proberen te komen van de vraag of de mensheid wel (Peterson) of geen (Harris) religie nodig heeft om een gezonde moraal te ontwikkelen en vooruitgang te verwezenlijken, gooit Harris de bom: “Jordan, wát geloof je nou eigenlijk zelf?” 

Eerder in het debat had Peterson betoogd dat het Bijbelse verhaal van Kaïn en Abel zó perfect is, dat het alleen maar het resultaat kon zijn van zeer geconcentreerde, geculmineerde inspiratie. “Het is maar tien zinnen lang en het bevat meer wijsheid dan je ooit kunt bevatten”, doceerde hij onder een suggestie van ‘goddelijke interventie’. Harris wierp tegen dat je het gewoon kan ontleden, zoals ieder ander verhaal. Bijvoorbeeld bij de eveneens briljante Shakespeare, bij wie je de rol van Hamlet in het verhaal ook kunt definiëren en begrijpen als je niet briljant genoeg bent om zo’n stuk zelf te schrijven. Maar Peterson liet boven de markt hangen of hij bedoelde dat de vertelling van Kaïn en Abel zó briljant was, dat het haast wel ‘van boven’ ingefluisterd moest zijn. “Jesus smuggling”, noemt Harris dat: het moment waarop een ogenschijnlijk rationeel pleidooi voor de grootsheid van een idee (of een tekst) ineens tóch een religieuze wending krijgt.

Peterson, die de hele avond wat onrustig op zijn stoel zit en soms iets te theatraal zit te peinzen voordat hij een betoog afsteekt, lijkt gepikeerd door de vraag wat hij nou zelf écht gelooft. Je kan zo’n vraag niet zomaar beantwoorden, begint hij ontwijkend, want er zijn heel veel factoren waar je geen invloed op hebt, die bepalen wat je wel of niet gelooft. Harris, ontspannen op het stoïcijnse af, reageert een beetje schamper en zegt dat hij prima kan uitleggen en onderbouwen wat of waarin hij gelooft, of niet gelooft. Het applaus voor die opmerking triggert Peterson enorm. Hij schuift naar de rand van zijn stoel, wendt zich tot het publiek en dondert de zaal in dat je niet goed wijs bent als je denkt dat je zelfbewuste keuzes kunt maken, dat je 99 procent van je brein nooit gebruikt, en dat er ontelbaar veel niet te controleren factoren meespelen bij de bepaling van wat je gelooft of niet. Eigenlijk een koekje van eigen deeg voor Harris, die inderdaad zelf altijd bepleit dat vrije wil een illusie is in een lichaam en geest die door biologische processen worden gestuurd.

Opvallend genoeg krijgt die donder-respons van Peterson een luider applaus dan de eerdere sneer van Sam Harris, waarop Harris droogjes constateert dat hij ‘nog nooit zo’n hard applaus heeft gehoord voor het ontwijken van een vraag’. Wederom hapt de Canadees, die steeds duidelijker niet als klinisch psycholoog, maar als prediker in zijn Chesterfield op het podium zit.

**Triggered!
**Peterson begint een verhandeling over hoe je, om jezelf en je eigen overtuigingen te leren of te kunnen begrijpen, moet afdalen in de afgrond (‘the abyss’), alwaar ‘het beest’ je zal opslokken. En in de buik van het beest, vind je dan je vader (of Vader, dat was onduidelijk), die buiten bewustzijn is, en je probeert hem te reanimeren… 

Harris geeft hem de kans niet om het betoog af te maken. Hij stopt de nu echt een beetje zwatelende Peterson met een savage burn: “Ja zeg, ik kan ook zo gewichtig doen. Als ik de vader vervang door de moeder, en de peilloze diepte voor een bergtop, dan klinkt het net zo profound, maar het betekent rationeel gezien nog steeds niets.” Harris snijdt daarmee feilloos door de pompeuze pretenties van Peterson, die niet vlot genoeg weet te verklaren waarom de diepte, waarom het beest, waarom de vader, en vooral: waarom hij zoveel gewicht aan die zaken geeft. Op de simpele vraag wat of waarin hij nou eigenlijk zelf gelooft, komt dus ook in de O2- geen rationeel antwoord.

Ook over het nut of het belang, laat staan de waarheid, van religie in de (Westerse) samenleving kwam uiteraard geen conclusie of consensus, maar met deze polemiek kwam de avond toch tot een interessant hoogtepunt. Harris scoorde volle punten voor rationeel atheïsme tegen Peterson, op wie hij een licht scheen waaronder de Canadese professor plots (en toch een beetje pijnlijk) als heel prekerig, op het drammerige af, in de spotlight kwam te staan. Als een keizerlijke carnivoor zonder kleren die je inderdaad soms met een beetje zout moet nemen, omdat hij in zijn korte maar heftige reis naar wereldfaam mogelijk iets te veel op het kompas van de roem is gaan varen en daarmee in dienst is komen te staan van zijn volgelingen in plaats van de waarheidsvinding. In tegenstelling tot Harris heeft hij zich laten verleiden om de logos (logische argumentatie) los te laten in ruil voor de pathos (emotionele reactie) om bij zijn publiek het gevoel vast te houden (of te versterken) dat hij toch een beetje hun profeet is. Eentje met goede bedoelingen van ontwikkeling, zelfontplooiing en persoonlijke progressie, die zeker niet de ‘vrouwenhater’ of ‘alt-right-fluisteraar’ is waar zijn tegenstanders hem voor proberen te verslijten. Een ingewikkelde, eigenzinnige en strenge feelgood goeroe is het. Maar in de slag om de (beste) ideeën legt hij het in London echt af tegen de niet van zijn rationele stuk af te brengen Sam Harris.

**Primaten en hun Gesprekken
**De mediterende (dus toch behoorlijk spirituele) atheïst vat de avond zelf gortdroog en vooral zonder een spoor van arrogantie over zijn eigen rol samen: Het is fantastisch, vindt hij, dat er zo veel mensen twee uur lang muisstil (op een lachsalvo of wat applaus na) komen luisteren naar zo’n debat, want Primaten en hun Gesprekken: “This is the best game in town.”

Douglas Murray, de grotendeels zwijgende moderator (“I’m not much of a moderator, because I’m not moderate enough”, zei hij al aan het begin), is het met hem eens. Murray merkt somber op dat Voltaire’s Verlichting niet alleen nooit echt wereldwijd is vertakt, maar zelfs bij ons in het Westen nooit heel diepgeworteld is geraakt. Dat is zorgelijk, vindt hij, want dat maakt de Verlichting - en dus de westerse vrijheid - gevoelig voor kwade krachten van buiten én van binnen. Dat onderstreept, in deze tijden van “fake news”, eenzijdige MSM, leugenachtige of opportunistische politiek en door clickbait en sensatie gestimuleerd concentratieverlies, het belang van debatten waarin niet alleen het vinden van common ground, maar juist ook de zoektocht naar rationele waarheid zo groot.

Toch blundert Murray ook nog een beetje, of althans: hij geeft Peterson te veel ruimte om te blunderen. Aan het einde van het debat, in een poging om luchtig te eindigen, vraagt hij de beide heren wat ze nou het meest haten.

**Pas op voor de blije Auschwitzbewaker
**En daar is dan de pure pathos. Jordan Peterson zucht iets te diep, peinst iets te lang en antwoordt iets te gewichtig: hij is op zoektocht in de donkere krochten van zichzelf geweest en trof daar de pijnlijke waarheid dat ook hij, zoals vermoedelijk de meeste mensen, in staat zou kunnen zijn om een ‘happy Auschwitz guard’ te zijn. Een fascist en een sadist die zijn wrede werk met plezier zou kunnen doen. Het is vermoedelijk bedoeld als een waarschuwing tegen gevaarlijk groepsdenken, waar iedereen wel eens aan ten prooi valt, maar het komt er zo theatraal en dramatisch uit dat je zelfs vanaf de achterste rijen toch wat warme lucht uit Peterson moet kunnen zien ontsnappen. Alsof het ‘Jesus smuggling’ nog niet erg genoeg was, weet de Canadees in zijn slotwoord dus ook nog een Godwin het gesprek in te smokkelen. En wij dachten juist dat we nou net ff níet op internet waren.

Reaguursels

Dit wil je ook lezen

Tip de redactie

Wil je een document versturen? Stuur dan gewoon direct een mail naar redactie@geenstijl.nl
Hoef je ook geen robotcheck uit te voeren.